In een arrest van 8 maart 2012 heeft het Grondwettelijk Hof een discriminatie vastgesteld met betrekking tot de belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven (zonnepanelen, isolatie, nieuwe stookketel enz.) zoals die vóór 2009 toegepast werd bij belastingplichtigen die gemeenschappelijk belast worden (gehuwden en wettelijk samenwonenden dus). Door de manier van omdelen van de vermindering - in functie van ieders aandeel in het kadastraal inkomen (meestal 50/50 bij gemeenschap van goederen) - ging een deel van de belastingvermindering verloren wanneer de partners een sterk uiteenlopend inkomen hadden. Huurders met een vergelijkbare inkomenssituatie hadden dat probleem niet omdat bij hen de omdeling gebeurde (en nog altijd gebeurt) in functie van het belastbaar inkomen van elke partner.
Gehuwde of samenwonende eigenaars van een woning die energiebesparende uitgaven hebben gedaan of geïnvesteerd in beveiliging, krijgen waarschijnlijk geld terug van de fiscus.
Het gaat specifiek om gevallen waarbij de ene echtgenoot minder verdiende dan de andere.
Een rechtzetting zal gebeuren voor 2007 en 2008 (aanslagjaar 2008 en 2009), en ook voor eerdere jaren in zover wettelijk nog een ambtshalve ontheffing mogelijk is, d.w.z. voor aanslagen die gevestigd zijn vanaf 1 januari 2008 (termijn van vijf jaar).
Een discriminatie is toch een schending van burger-/mensenrechten? Schendingen van mensenrechten verjaren toch nooit? Kan de fiscus zich wegsteken achter die termijn van ambtshalve ontheffing gelet op de vastgestelde discriminatie?