#11 , 02 aug 2010 16:33
Beste,
Voor de catalogering van het begrip "hypothecaire lening" verwijs ik naar de Parlementaire vraag van Mevrouw Pieters van 12/11/2003 waarin de Minister van Financiën nogmaals herhaald (zoals reeds in eerder gestelde PVen) dat er geen sprake kan zijn van enige belastingvermindering, noch voor bouwsparen, noch voor lange termijnsparen indien de hypothecaire lening niet is gedekt door een hypothecaire inschrijving.
Een hypothecaire volmacht of mandaat kan derhalve nooit aanleiding geven tot enige belastingvermindering voor de kapitaalsaflossingen van een lening gedekt door een SSV.
Ik begrijp dat het hierna aanghaalde antwoord op de parlementaire vraag niet voor elke forumbezoeker dagelijkse kost is maar wil het toch zeker vermelden.
Mvg.
Erwin
Parlementaire vraag
VRAAG 03/153
Vraag nr. 153 van mevrouw Pieters dd. 21.11.2003
Vr. en Antw., Kamer, 2003-2004, nr. 20, blz. 2910-2914
Kapitaalaflossingen - Interesten - Hypothecair mandaat of belofte
VRAAG
Al dan niet om louter fiscale redenen worden door de financiële instellingen leningen aan loontrekkers toegestaan voor het bouwen of voor het in nieuwe staat verwerven van een private woning. Die leningen zijn geheel of gedeeltelijk gewaarborgd door een notarie ¨le volmacht tot het nemen van een hypothecair mandaat of een hypotheekbelofte.
1.
a) Komen de daaruit voortvloeiende "kapitaalsaflossingen " thans nog in aanmerking voor een belastingvrijstelling?
b) Zo neen, waarom niet (meer)?
2.
a) Komen de betaalde "interesten" voortaan ook nog in aanmerking voor:
de gewone interestaftrek;
de "bijkomende" interestaftrek?
b) Zo neen, om welke wettige redenen telkens niet (meer)?
3. Onder al welke gecodeerde rubrieken van het aangifteformulier inzake personenbelasting over de aanslagjaren 2002 en volgende dienen dergelijke kapitaalsaflossingen en de betaalde interesten respectievelijk te worden ingevuld en/of eventueel spontaan tot een of andere breuk fiscaal te worden herleid of beperkt?
4. A)
a) Kunnen de belastingadministraties de in de notarie ¨le akten vastgelegde verhoudingen of gesplitste leningbedragen tussen enerzijds de kredietopening die gewaarborgd is door een effectieve hypothecaire inschrijving en anderzijds de lening die slechts gewaarborgd is door een hypothecair mandaat fiscaal aanvechten of juridisch betwisten?
b) Zo ja, op grond van welke wettelijke en/of reglementaire bepalingen?
c) Welke eventuele wijzigingsmodaliteiten en rechtsmiddelen moeten door de taxatieambtenaren hiertoe telkens zorgvuldig worden aangewend?
B)
a) Hebben de belastingplichtigen wanneer zij een hypothecaire lening aangaan uit belastingoogpunt steeds de vrije keuze in de gehanteerde formule of verdeelsleutel (= inschrijving en/of mandaat)?
b) Mag de fiscus hierbij zonodig opportuniteitscontroles doorvoeren?
5.
a) Welke hypothecaire combinatieformules of splitsingen (= inschrijvingen of beloftes) vormen voor de belastingplichtigen de "voordeligste" fiscale keuze inzake belastingvrijstelling van de kapitaalsaflossing en/of inzake interestaftrek en zijn volgens de fiscale wetgeving perfect toelaatbaar?
b) Welke specifieke fiscale begrenzingen al dan niet geheel of gedeeltelijk beperkt tot het gei¨ndexeerd kadastraal inkomen van de bouwgrond en/of van het nieuw privaat woonhuis worden er eventueel wettelijk allemaal ingesteld?
c) Kunnen de belastingplichtigen - die niet over internet beschikken - eventueel altijd tijdens de kantooruren of op afspraak bij de taxatiedienst terecht om simulatieberekeningen te laten uitvoeren en zo neen, waarom niet?
6. Kan u op principieel vlak, punt per punt, uw algemene praktische ziens- en handelwijze meedelen in het licht van zowel de actuele wettelijke en reglementaire bepalingen van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 als van een performant en klantvriendelijk belastingbestuur?
ANTWOORD (minister van Financiën, 10.02.2004)
Zoals reeds is verduidelijkt in de antwoorden op de parlementaire vragen nr. 144 van 9 november 1995, nr. 145 van 25 november 1996 en nr. 792 van 23 januari 1998, mag de verruiming van het begrip hypothecaire lening tot een hypothecaire volmacht of belofte in de de zin van artikel 2 van de wet van augustus 1992 op het hypothecair krediet, niet worden doorgetrokken op het vlak van de personenbelasting.
Voor de toepassing van de belastingverminderingen met betrekking tot de kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen en de interestaftrekken betekent dat het volgende.
A. Inzake de belastingvermindering voor kapitaalaflossingen
Voor de toepassing van de in de artikelen 1451, 3°, en 14517, 2°, van het Wetboek der inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992) vermelde verminderingen voor het lange termijnsparen en het bouwsparen is inzonderheid vereist dat de lening door een effectieve hypothecaire inschrijving is gewaarborgd.
Kapitaalaflossingen van leningen waarvoor geen dergelijke hypothecaire inschrijving is genomen, maar die slechts gewaarborgd zijn door een notariële volmacht tot het nemen van een hypotheek (hypothecair mandaat of hypotheekbelofte), worden bijgevolg niet voor die verminderingen in aanmerking genomen.
Wanneer een lening gedeeltelijk door een hypothecaire inschrijving en gedeeltelijk door een hypothecair mandaat of hypotheekbelofte gewaarborgd is, worden alleen de kapitaalaflossingen die betrekking hebben op het door de hypothecaire inschrijving gewaarborgde gedeelte voor belastingvermindering in aanmerking genomen. Alsdan moet van de omstandigheid dat de lening slechts gedeeltelijk door een hypothecaire inschrijving gewaarborgd is, melding worden gemaakt op het attest dat overeenkomstig artikel 633 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het WIB 1992 moet worden uitgereikt door de instelling die de lening heeft toegestaan.
In de praktijk moeten de kapitaalaflossingen van een dergelijke lening worden beperkt door het bedrag van de tijdens het belastbare tijdperk betaalde aflossingen te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het door de hypothecaire inschrijving gewaarborgde gedeelte van de lening en de noemer overeenstemt met het totale bedrag van de lening.
In voorkomend geval moet het aldus beperkte bedrag van de kapitaalaflossingen van die leningen (zoals de kapitaalaflossingen van leningen die volledig door een hypothecaire inschrijving zijn gewaarborgd) verder worden beperkt in functie van de voor belastingvermindering in aanmerking komende schijf van het aanvangsbedrag van de lening (toepassing van, naargelang het geval, artikel 1456, tweede lid, artikel 14519, tweede lid, of artikel 516, § 1, 1°, b), of 2°, § 2 of § 3, WIB 1992).
Daartoe moet het desbetreffende bedrag van de kapitaalaflossingen worden vermenigvuldigd met een nieuwe breuk, waarvan de teller gelijk is aan de in aanmerking komende schijf van het aanvangsbedrag van de lening, en de noemer overeenstemt met het door een hypothecaire inschrijving gewaarborgde gedeelte van de lening.
Het resultaat van de bovenvermelde beperking(en) mag worden ingevuld in vak IX, rubriek B (codes 355 tot 360 en 375 tot 380) van de aangifte in de personenbelasting (aanslagjaren 2002 en 2003).
In voorkomend geval zal dat resultaat ten slotte automatisch door de administratie worden begrensd overeenkomstig artikel 1456, eerste lid, WIB 1992, dat bepaalt dat de kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen en de premies van individuele levensverzekeringen slechts voor belastingvermindering in aanmerking komen in de mate dat ze samengeteld, niet meer bedragen dan 15% van de eerste schijf van 1 250 euro van het totale beroepsinkomen en 6% van het saldo van datzelfde inkomen, met een maximum van 1 500 euro (bedragen vóó r indexering).
B. Inzake de interestaftrekken
Voor de toepassing van de artikel 104, 9°, WIB 1992 vermelde bijkomende interestaftrek is vereist dat de lening gewaarborgd is door een effectieve hypothecaire inschrijving.
Een lening die slechts gewaarborgd is door een notarie ¨le volmacht tot het nemen van een hypothecair mandaat of een hypotheekbelofte, komt niet voor de voornoemde wettelijke bepaling in aanmerking.
De interesten van deze lening komen daarentegen wel in aanmerking voor de gewone interestaftrek.
Bij de berekening wordt het totale bedrag van de betaalde interest van hypothecaire leningen die voldoen aan de in de artikelen 104, 9°, en 115, 1°, WIB 1992, gestelde criteria eerst verminderd met het bedrag van de interest dat van de inkomsten van onroerende goederen is afgetrokken.
Het bedrag van de interest dat overblijft na toepassing van de gewone interestaftrek, wordt slechts voor de bijkomende aftrek in aanmerking genomen voor zover het betrekking heeft op de eerste 50 000,00 euro, 52 500,00 euro, 55 000,00 euro, 60 000,00 euro of 65 000,00 euro van het aanvangsbedrag van de leningen, naargelang de belastingplichtige geen, één, twee, drie of meer dan drie kinderen ten laste heeft op 1 januari van het jaar na dat waarin het leningcontract is gesloten. Die maximumbedragen worden ingevolge artikel 178 WIB 1992, gei¨ndexeerd.
Praktisch wordt het bedrag van de betaalde interest (dat reeds verminderd is met het bedrag van de interesten dat van de inkomsten van onroerende goederen is afgetrokken) vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het in aanmerking te nemen maximumbedrag van de lening is en de noemer het totale bedrag van de hypothecaire lening (uiteraard is die bewerking alleen nodig indien de teller kleiner is dan de noemer).
Wanneer één lening gedeeltelijk door een hypothecaire inschrijving en gedeeltelijk door een hypothecair mandaat of hypotheekbelofte gewaarborgd is, komt alleen de interest die betrekking heeft op het door de hypothecaire inschrijving gewaarborgde gedeelte voor bijkomende interestaftrek in aanmerking. De interest die betrekking heeft op het door een hypothecair mandaat of hypotheekbelofte gewaarborgd gedeelte komt in aanmerking voor de gewone interestaftrek.
De belastingplichtige optimaliseert de bijkomende interestaftrek wanneer hij opteert voor twee afzonderlijke leningen, een lening die gewaarborgd is door een hypothecaire inschrijving en een andere die gewaarborgd is door een notariële volmacht tot het nemen van een hypothecair mandaat of een hypotheekbelofte.
In dit geval wordt de interest die overblijft na toepassing van de gewone interestaftrek enkel begrensd ten opzichte van het bedrag van de lening met hypothecaire inschrijving en niet ten opzichte van het totaal van de ontleende sommen, zoals bij één lening.
Op de aangifte van de personenbelasting (aanslagjaren 2002 en 2003) dienen in vak III, rubriek C de volgende codes te worden ingevuld:
138 betaalde interesten (die voor de bijkomende interestaftrek in aanmerking komen);
140 datum van de lening;
141 bedrag van de lening;
142 aantal kinderen ten laste op 1 januari van het jaar na het jaar van de afsluiting van de lening;
144 datum van de ingebruikneming van de nieuwe woning;
146 interesten (die voor de gewone interestaftrek in aanmerking komen).