Burgerlijk Wetboek Art. 1446
Wanneer het wettelijk stelsel eindigt door het overlijden van een der echtgenoten, kan
de langstlevende, tegen opleg indien daartoe grond bestaat, zich bij voorrang doen
toewijzen een van de onroerende goederen die tot gezinswoning dient, samen met het
aldaar aanwezige huisraad, en het onroerend goed dat dient voor de uitoefening van zijn
beroep, samen met de roerende zaken die aldaar aanwezig zijn voor beroepsdoeleinden.
Art. 1447
1[Wanneer het wettelijk stelsel eindigt door echtscheiding, scheiding van tafel en bed of
scheiding van goederen, kan elk der echtgenoten in de loop van de vereffeningsprocedure
aan de rechtbank te zijnen voordele toepassing van artikel 1446 vragen.
3[Behoudens uitzonderlijke omstandigheden wordt het verzoek ingewilligd dat uitgaat van
de echtgenoot die slachtoffer is van een feit als bedoeld in de artikelen 375,398 tot
400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek of van een poging tot een feit als bedoeld in
de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek, wanneer de andere echtgenoot
uit dien hoofde is veroordeeld bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing.]3
De rechtbank beslist met inachtneming van de maatschappelijke en gezinsbelangen die
erbij betrokken zijn en van de vergoedings- of vorderingsrechten van de andere
echtgenoot.
De rechtbank bepaalt de datum waarop de eventuele opleg opeisbaar wordt
Een echtgenoot kan dus vragen dat hij/zij de woning mag inkopen. Als beiden dit vragen kan de rechter de voorkeur geven aan één van hen en die toelaten de woning in te kopen tegen de door de rechtbank vastgestelde prijs.