Vraag in verband met gerechtelijke vereffening-verdeling
Geplaatst: 18 dec 2014 20:50
Augustus 1996 : man en vrouw, nog afzonderlijk wonend, kopen een huis. Man betaalt met eigen gelden het voorschot bij de ondertekening van verkoopcompromis, en de notariskosten.
Beiden gaan een hypotheeklening aan en dienen een gemeenschappelijke spaarrekening te openen, debetrekening voor de aflossing van de lening.
Man stort maandelijks eenzelfde bedrag (aflossingspremie bepaalt door de bank) op deze debetrekening met eigen gelden, een bestendige opdracht van zijn zichtrekening naar de debetrekening.
December 1996 : beiden gaan feitelijk samenwonen (bestendige opdracht blijft).
April 1997 : beiden huwen zonder contract (bestendige opdracht blijft).
December 1998 : man betaalt met eigen gelden van vóór het huwelijk (spaarrekening op zijn naam van vóór het huwelijk) het resterende saldo van het hypotheekkrediet en de lening wordt volledig afgelost.
30 april 2001 : vrouw dient echtscheidingsaanvraag in.
Mei 2004 : echtscheiding wordt uitgesproken en notaris aangesteld.
28 oktober 2014 : notaris stelt zijn cijfermatig voorstel 'staat vereffening-verdeling aan partijen voor :
Wat het huis betreft : de woning werd aangekocht vóór het huwelijk en behoort dus toe aan partijen elk ten belope van de onverdeelde helft.
Schuldvorderingen tussen echtgenoten :
1. de gelden die de man heeft betaald voor aankoop en notariskosten : 20.000 €. De onverdeeldheid is een vergoeding schuldig van 20.000 € aan de man.
2. de man heeft 80.000 € met eigen gelden betaald voor het hypothecair krediet. Daarvan is de helft ten laste van de vrouw : 40.000 €. De vordering bedraagt derhalve : 40.000 €.
Totale vordering : 60.000 € + intresten vanaf de ingebrekestelling, ten vroegste vanaf mei 2004 datum van vonnis echtscheiding
Man is van mening dat dit niet correct is en zal op de volgende vergadering januari 2015 zijn zwarigheid aanhalen :
vanaf het huwelijk geldt het wettelijk stelsel. Man heeft tijdens het huwelijk 80.000 € gestort op de gemeenschappelijke spaarrekening ter afbetaling van de hypotheek. Hier gelden de artikelen 1434, 1435 en 1436 B.W. Alsook Cassatie 24 februari 2011, 18 maart 2011 en 2 februari 2012.
Graag een standpunt.
Beiden gaan een hypotheeklening aan en dienen een gemeenschappelijke spaarrekening te openen, debetrekening voor de aflossing van de lening.
Man stort maandelijks eenzelfde bedrag (aflossingspremie bepaalt door de bank) op deze debetrekening met eigen gelden, een bestendige opdracht van zijn zichtrekening naar de debetrekening.
December 1996 : beiden gaan feitelijk samenwonen (bestendige opdracht blijft).
April 1997 : beiden huwen zonder contract (bestendige opdracht blijft).
December 1998 : man betaalt met eigen gelden van vóór het huwelijk (spaarrekening op zijn naam van vóór het huwelijk) het resterende saldo van het hypotheekkrediet en de lening wordt volledig afgelost.
30 april 2001 : vrouw dient echtscheidingsaanvraag in.
Mei 2004 : echtscheiding wordt uitgesproken en notaris aangesteld.
28 oktober 2014 : notaris stelt zijn cijfermatig voorstel 'staat vereffening-verdeling aan partijen voor :
Wat het huis betreft : de woning werd aangekocht vóór het huwelijk en behoort dus toe aan partijen elk ten belope van de onverdeelde helft.
Schuldvorderingen tussen echtgenoten :
1. de gelden die de man heeft betaald voor aankoop en notariskosten : 20.000 €. De onverdeeldheid is een vergoeding schuldig van 20.000 € aan de man.
2. de man heeft 80.000 € met eigen gelden betaald voor het hypothecair krediet. Daarvan is de helft ten laste van de vrouw : 40.000 €. De vordering bedraagt derhalve : 40.000 €.
Totale vordering : 60.000 € + intresten vanaf de ingebrekestelling, ten vroegste vanaf mei 2004 datum van vonnis echtscheiding
Man is van mening dat dit niet correct is en zal op de volgende vergadering januari 2015 zijn zwarigheid aanhalen :
vanaf het huwelijk geldt het wettelijk stelsel. Man heeft tijdens het huwelijk 80.000 € gestort op de gemeenschappelijke spaarrekening ter afbetaling van de hypotheek. Hier gelden de artikelen 1434, 1435 en 1436 B.W. Alsook Cassatie 24 februari 2011, 18 maart 2011 en 2 februari 2012.
Graag een standpunt.