#2 , 07 sep 2016 11:29
“Art.203.§ 1. De ouders dienen naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, het toezicht, de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing van hun kinderen. Indien de opleiding niet voltooid is, loopt de verplichting door na de meerderjarigheid van het kind.§ 2. Met middelen wordt onder andere bedoeld alle beroepsinkomsten, roerende en onroerende inkomsten van de ouders, alsook alle voordelen en andere middelen die hun levensstandaard en deze van de kinderen waarborgen.§ 3. De langstlevende echtgenoot is gehouden tot de verplichting gesteld in paragraaf 1 ten aanzien van de kinderen van de vooroverleden echtgenoot van wie hij niet de vader of de moeder is, binnen de grenzen van hetgeen hij heeft verkregen uit de nalatenschap van de vooroverledene en van de voordelen die deze hem mocht hebben verleend bij huwelijkscontract, door schenking of bij testament. Deze verplichting vervalt ten aanzien van het kind dat onwaardig is om van de vooroverleden echtgenoot te erven. De rechter schort zijn uitspraak op tot de beslissing die tot onwaardigheid leidt in kracht van gewijsde is getreden.
Art.203bis.§ 1. Elke ouder draagt bij in de kosten die voortvloeien uit de bij artikel 203, § 1, bepaalde verplichting, in verhouding tot zijn respectieve aandeel in de samengevoegde middelen.§ 2. Onverminderd de rechten van het kind, kan elk van de ouders van de andere ouder diens bijdrage vorderen in de kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1.§ 3. De kosten omvatten de gewone kosten en de buitengewone kosten.De gewone kosten zijn alle gebruikelijke kosten met betrekking tot het dagelijkse onderhoud van het kind. Onder buitengewone kosten wordt verstaan de uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare uitgaven die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen en die het gebruikelijke budget voor het dagelijkse onderhoud van het kind dat desgevallend als basis diende voor de vaststelling van de onderhoudsbijdragen, overschrijden.§ 4. Op vraag van één van de ouders kan de familierechtbank de partijen verplichten een rekening te openen bij een door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten op grond van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen vergunde instelling, die bestemd wordt tot de betaling van de bijdragen vastgesteld op grond van artikel 203, § 1. In dat geval bepaalt de rechtbank minstens :1° de bijdrage van elk der ouders in de kosten bedoeld in artikel 203, § 1, alsook de sociale voordelen die aan het kind toekomen die op deze rekening gestort dienen te worden; 2° het maandelijks tijdstip waarop deze bijdragen en sociale voordelen gestort dienen te worden; 3° de wijze waarop over de op deze rekening gestorte sommen kan worden beschikt; 4° de kosten die betaald worden met deze gelden; 5° de organisatie van het toezicht op de uitgaven; 6° de manier waarop tekorten aangevuld zullen worden; 7° de bestemming van de overschotten die op deze rekening gestort worden. Stortingen van bijdragen gedaan ter uitvoering van dit artikel, worden beschouwd als betalingen van onderhoudsbijdragen in het kader van de in artikel 203, § 1, gedefinieerde onderhoudsverplichting.”(Burgerlijk Wetboek=B.W.)
‘maar nu eist hij dat ik buiten de alimentatie die ik aan hem moet betalen, ook nog zakgeld aan de dochter moet betalen. tot haar 16e 5€/week nadien 10€/per week.’
Voornoemde art.203 en 203bis B.W. voorzien geen betaling van zakgeld aan de kinderen als onderhoudsverplichting van elk der ouders , zodat de vader u daartoe niet kan verplichten.
Ga naar Belgische wetgeving in JUSTEL-databanken van Belgisch Staatsblad. Klik voor WetBOEKEN achter ’Juridische aard’. Op afkondigingsdatum vindt u de overige akten. Inzake FEDERALE fiscale wetgeving zie http://www.fisconetplus.be/