Dit is de staving tot de memorie in cassatie, kan iemand zien of hier draagkracht in zit om de veroordeling te verbreken.
Feiten en procedurevoorgaanden:
Eiser in cassatie wordt vervolgd voor het rijden spijts een tegen hem uitgesproken 
verval van het recht tot sturen in staat van herhaling.
Eiser in cassatie werd bij vonnis van de politierechtbank te dd. 8 september 
2016 schuldig bevonden en veroordeeld tot een aantal straffen.
Eiser in cassatie tekende hoger beroep aan tegen deze veroordeling;
Het dossier werd in graad van beroep behandeld op de zitting de dato 15 december 
2016 van de Rechtbank, sectie 
correctionele rechtbank, rechtdoende in hoger beroep tegen de vonnissen van de 
Politierechtbank.
Eiser in cassatie legde ter zitting een stukkenbundel en conclusie neer waarna de zaak 
gepleit en in beraad genomen werd.
Bij vonnis van 19 januari 2017 werd het vonnis van de politierechtbank te Turnhout dd. 
8 september 2016 bevestigd.
Tegen dit vonnis wenst eiser op te komen met volgende middelen tot cassatie.
EERSTE MIDDEL TOT CASSATIE:
Geschonden wetsbepalingen
 Art. 71 Sw
 Schending van de algemene rechtsbeginselen van de bewijsregels in 
strafzaken
 Schending van de bewijskracht van akten
 Schending van de algemene motiveringsplicht
Aangevochten beslissing
Op basis van voornoemde bevindingen acht de rechtbank het dan ook niet bewezen 
noch voldoende aannemelijk dat beklaagde op het ogenblik van de feiten verkeerde in 
een toestand van krankzinnigheid welke het hem onmogelijk maakte om zijn daden te 
controleren.
(Bestreden vonnis, blz. 4)
Grieven
Eerste onderdeel
De appelrechter stelt vast dat eiser in cassatie zijn staat van krankzinnigheid niet 
bewijst.
Eiser in cassatie voerde in conclusies de rechtvaardigingsgrond van krankzinnigheid 
aan.
Wanneer een beklaagde een rechtvaardigingsgrond aanvoert, hoeft hij het bestaan 
daarvan niet te bewijzen, maar enkel aan te tonen dat zijn aanvoering niet van alle 
geloofwaardigheid is ontbloot. 
De beslissing die ervan uitgaat dat de eiser de door hem aangevoerde 
rechtvaardigingsgrond moet bewijzen, is niet naar recht verantwoord. (Cass. 5 januari 
2016, AR P.15.1203.N)
Het thans bestreden vonnis dient dan ook te worden verbroken.
Tweede onderdeel
De appelrechter leidt uit het neergelegde stuk af dat:
“De beklaagde reeds geruime tijd in behandeling is wegens psychotische 
problemen, doch geenszins dat deze problemen op datum van de feiten voor 
gevolg zouden hebben gehad dat hij zich onmiskenbaar in toestand zoals 
voornoemd zou bevinden.” (vonnis p.3)
Het door eiser in cassatie voorgebrachte stuk aangaande zijn geestestoestand 
vermeld als volgt:
“Van 03.06.2016 tot 20.06.2016 werd hij terug opgenomen in xxxx
naar aanleiding van een ernstig psychotisch recidief, teruggaand tot begin 2016, 
met zeer belangrijke weerslag op zijn dagdagelijks functioneren. Ook nu 
overheersten er auditieve hallucinaties die zijn oordeelsvermogen en 
realiteitszin ernstig beperkten.”
Er dient dan ook te worden vastgesteld dat de appelrechter een andere invulling geeft 
aan de voorgebrachte akte en derhalve de akte doet liegen waar de appelrechter stelt 
dat de voorgebrachte akte niet stelt dat eiser in cassatie zich op het ogenblik van de 
feiten onmiskenbaar in een staat van krankzinnigheid bevind terwijl de voorgebrachte akte duidelijk stelt dat er een ernstig psychotisch recidief is dat teruggaat tot begin 2016 waarbij auditieve hallucinaties overheersen die zijn oordeelsvermogen en 
realiteitszin aantasten.
De appelrechter miskent dan ook de bewijskracht van de voorgebrachte akte zodat 
het bestreden vonnis dient verbroken te worden.
TWEEDE MIDDEL TOT CASSATIE:
Geschonden wetsbepalingen
 Art. 50§2 wegverkeerswet
 Schending van art. 195 Sv. en de algemene motiveringsplicht
Aangevochten beslissing
De verbeurdverklaring van het voertuig van beklaagde kan bevestigd worden omdat 
beklaagde klaarblijkelijk geen lessen wenst te trekken uit eerdere veroordelingen en 
dit een bijkomend, duidelijk en noodzakelijk signaal vormt dat zulks absoluut niet kan 
getolereerd worden.
Het vonnis van de eerste rechter kan dan ook integraal bevestigd worden.
(Bestreden vonnis, blz. 4)
Grieven
Eerste onderdeel
Het bestreden vonnis legt de verbeurdverklaring van het voertuig op als bijkomende 
bestraffing doch verwijst niet naar de wetsbepaling welke voorziet in deze bijkomende 
bestraffing.
Artikel 195 Wetboek Strafvorderingen voorziet hier uitdrukkelijk in.
Het bestreden vonnis is dan ook niet met redenen omkleed en dient verbroken te 
worden.
Tweede onderdeel
Het bestreden vonnis legt de verbeurdverklaring van het voertuig op als bijkomende 
bestraffing doch zonder dat de eraan gestelde voorwaarden in art. 50§2 
Wegverkeerswet worden onderzocht noch in het vonnis worden vermeld.
In overeenstemming met artikel 50§2 Wegverkeerswet kan de verbeurdverklaring 
enkel worden opgelegd indien het verval definitief of ten minsten 6 maanden bedraagt 
en het voertuig eigendom is van de dader van het misdrijf.
De rechter die de oplegging of de verbeurdverklaring uitspreekt moet onderzoeken of 
de voorwaarden vermeld in de wet vervuld zijn en deze ook vermelden in zijn 
beslissing. (Cass. 4 november 1963, Pas. 1964, I, 218.)
De beslissing tot verbeurdverklaring faalt dan ook naar recht en dient te worden 
verbroken.
Op deze gronden en overwegingen, besluit ondergetekende advocaat voor 
eiser dat het U, Hooggeachte Dames en Heren, moge behagen de bestreden 
beslissing te vernietigen en uitspraak te doen over de kosten als naar recht.
Brussel,
3 april 2017