Gelet op het niet hoogdringende karakter kan de verhuurder geen aanspraak maken op art 1724 BW van de gemene huurwet.
Art. 1724. Indien het verhuurde goed gedurende de huurtijd dringende herstellingen nodig heeft, die niet tot na het eindigen van de huur kunnen worden uitgesteld, moet de huurder die gedogen, welke ongemakken hem daardoor ook mochten worden veroorzaakt, en al zou hij gedurende de herstellingen het genot van een gedeelte van het verhuurde goed moeten derven.
Indien echter die herstellingen langer dan veertig dagen duren, wordt de huurprijs verminderd naar evenredigheid van de tijd en van het gedeelte van het verhuurde goed waarvan hij het genot heeft moeten derven.
Indien de herstellingen van dien aard zijn dat hetgeen noodzakelijk is voor de huisvesting van de huurder en van zijn gezin, daardoor onbewoonbaar wordt, kan hij de huur doen ontbinden.
In tegendeel de huurder zou hier, aangezien de huidige ramen nog steeds voldoen, art 1723 BW kunnen inroepen:
Art. 1723. De verhuurder mag gedurende de huurtijd de gedaante van het verhuurde goed niet veranderen.
Artikel 1724 zegt impliciet: niet dringende herstelling ---> dient tot na het einde van het huurcontract worden uitgesteld.
Mijn twee cent. Nieuwsgierig naar de mening j. demoor.