Beste leden, graag had ik jullie visie omtrent de volgende kwestie.
In een mede-eigendom bekomen een huurder en een mede-eigenaar, enkel jaren geleden, mondelinge goedkeuring van de eigenaar van het perceel om een houten constructie (tuinhuis van +/- 20 m²) te bouwen achteraan op het perceel. De investering (materialen en bouw) vallen niet ten laste van de eigenaar van de grond. Verder wordt er schriftelijk niets vastgelegd. Al die jaren worden er ook geen kosten geïnd.
Ondertussen komt de huurder te overlijden en moet zijn echtgenote de huurovereenkomst stopzetten om elders een kleiner appartement te betrekken.
De eigenaar van de gronden beweert nu ook eigenaar te zijn geworden van het tuinhuis, zonder enige vorm van compensatie. Hij beweert tevens vanaf nu huurinkomsten te kunnen vragen, à rato van 30 euro per maand.
In mijn optiek is hier duidelijk sprake van een (mondeling) opstalrecht. Het lijkt mij dan ook niet correct – en eerlijk gezegd ook niet ethisch – om nu plots aanspraak te willen maken op huurinkomsten met betrekking tot deze constructie, alsof de investering van zijn kant is gekomen. Mocht er al sprake moeten zijn van enige financiële tegemoetkoming in de toekomst, dan dient die minstens redelijk en proportioneel te zijn. Een bijdrage in de jaarlijkse grondbelasting zou in dat geval een meer passende benadering zijn.
Wat is jullie visie hierover?