Pagina 1 van 1
Dispuut over gemeenschappelijke haag
Geplaatst: 19 dec 2009 12:53
door paul de pauw
10 jaar geleden gemeenschappelijk haag aangeplant met werderzijds akkoord ( geen geschreven akte, maar wel getuigen ). Na 10 jaar begint de dochter van de oorspronkelijk eigenaar van het perceel naast het onze te bouwen en krijgen we nu de vraag om de haag te verwijderen aangezien deze niet perfect op de scheidings lijn staat ( 10-15 cm op hun perceel).
Aangezien verjaring slechts na 30 jaar optreedt, vragen we ons af wat aanzien wordt als aanvaardbare afwijking van de scheidings lijn en of we ons kunnen beroepen op het feit dat de eigenaar gedurende 10 jaar nooit heeft gereclameerd ?
Geplaatst: 19 dec 2009 13:14
door hendrik1
Hoi,
id de dochter de eigenaar van het perceel? Of bouwt ze op de grond van de ouders?
Geplaatst: 19 dec 2009 13:34
door paul de pauw
Hoi,
id de dochter de eigenaar van het perceel? Of bouwt ze op de grond van de ouders?
Inderdaad. Grond werd geschonken aan de dochter
Geplaatst: 19 dec 2009 15:06
door 3399AAaa
is die scheidingslijn op tegensprekelijke wijze vastgesteld?
ik bedoel daarmee: is de grenslijn vastgelegd door bijvoorbeeld een landmeter waarbij BEIDE partijen die scheidingslijn hebben bevestigd (bv door ondertekening van de bevindingen van de landmeter)? (of een andere manier waarbij beide partijen de scheidingslijn als ok accepteren).
Geplaatst: 21 dec 2009 09:25
door j.demoor
Een eenzijdige opmeting door een deskundige heeft wel een informatieve waarde maar bindt de wederpartij niet.
“Art.646.Ieder eigenaar kan zijn nabuur verplichten tot het afpalen van hun aan elkaar grenzende eigendommen. De afpaling geschiedt op gemene kosten.”(Burgerlijk Wetboek).
“Art.38.De in het Burgerlijk Wetboek bedoelde afpaling wordt op het terrein aangegeven op de wijze en met behulp van de uiterlijke tekens, tussen de betrokken partijen overeengekomen, en moet bovendien blijken uit een proces-verbaal en een plan, die in twee genummerde exemplaren door partijen ondertekend worden en in hun bezit blijven om hun tot titel te dienen.”(Veldwetboek 7 oktober 1886).