1. In april 2013, op aanvraag van de procureur des Konings, heeft een rechtbank van koophandel de ontbinding en onmiddellijke afsluiting van de vereffening van een bvba bij verstek uitgesproken, die gedurende drie opeenvolgende boekjaren niet had voldaan aan de verplichting om een jaarrekening neer te leggen. Dit vonnis is in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
2. In maart 2015, definitief uitspraak doende over het van de voornoemde vennootschap gevormde verzet, heeft dezelfde rechter zijn vorige verstekvonnis in zijn geheel bevestigd en de bij voorraad uitvoerbaarheid van dit vonnis toegelaten.
3. Tot mijn weten, nog is het vonnis van maart 2015 betekend nog heeft de voorgenoemde bvba ertegen hoger beroep ingesteld. Dit vonnis is ook niet bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad.
4. De zelfde vennootschap is tegelijkertijd ook geïntimeerde bij een burgerlijke zaak hangende bij een Hof van Beroep waar ik de appellant ben. Ze is ook, krachtens het vonnis in eerste aanleg, de begunstigde van een door mijn in 2012 aan de Deposito-en consignatiekas in bewaring gesteld bedrag.
5. Ik zou zeer dankbaar zijn als iemand mij kan zeggen of:
a) ik mij, zelfs als het niet in kracht van gewijsde is gegaan, op de bij voorraad uitvoerbarheid van het vonnis van maart 2015 kan beroepen, om aan de Hof van beroep te vragen om de vordering waarvan sprake is op punt 4 hierboven van de rol te schrappen (mutatis mutandis, Luik dd. 28.05.1997, FJF 97/230).
b) ondanks het huidige gerechtelijke stand van zaken, de bovengenoemde vennootschap nog in staat zal zijn, zijn toestand te regulariseren, namelijk door de neerlegging van alle tot nu toe niet neergelegde jaarrekeningen. (Volgens mij zou een dergelijke neerlegging afbreuk zou doen aan de theorie van het passief voortbestaan van de vennootschap na de bekendmaking van de sluiting van hun vereffening).