#32 , 16 jun 2015 17:43
Arbeidshof Bergen 16 oktober 2013, JTT 2014, 25
Wanneer een partij haar handtekening op een stuk betwist (art. 1323 BW), weegt op de tegenpartij, die haar vordering inzonderheid op dat stuk steunt, de last een vordering tot schriftonderzoek in te stellen.
Hof van Beroep Bergen, 18 december 2006, RRD 2006, 334
In toepassing van artikelen 1322 en volgende B.W. heeft de handtekening op een onderhandse akte geen bewijswaarde wanneer zij wordt ontkend. In die omstandigheden komt het in de regel aan de persoon die zich hierop beroept toe om een schriftonderzoek uit te lokken en niet, door de bewijslast om te keren, aan diegene aan wie men dit wil tegenwerpen te bewijzen dat hijzelf of één van zijn aangestelden niet de daadwerkelijke ondertekenaars zijn.
Rechtbank van koophandel Dendermonde, 9 februari 2012, RW 2014-15, 749
4.4. De beperkte(re) bewijskracht van een onderhandse akte is gelegen in het feit dat het voldoende is dat de be-
weerde ondertekenaar (of zijn erfgenamen/rechtverkrijgenden) het geschrift en de handtekening zonder meer
ontkennen om de bewijslast met betrekking tot de waarachtigheid ervan op te dragen aan degene die zich op
deze akte beroept.
Aan degene die zich beroept op de akte (in casu: eisende partijen op hoofdeis/verweerders op de burgerlijke
valsheidsvordering), behoort het de bewijskracht ervan te herstellen door de echtheid van de handtekening te
bewijzen (Cass. 19januari 2001, RW 2000-01, 1277). Dit kan gebeuren door een vordering tot schriftonderzoek in
te stellen conform art.1324 BW en art.883 Ger.W.
Rechtbank Leuven, 14 oktober 1986, TBBR 1988, 139
De onderhandse akte heeft slechts bewijskracht indien hij erkend wordt door degene tegen wie men zich er op beroept of indien hij wettelijk voor erkend wordt gehouden (art. 1322 B.W.). Om alle bewijskracht aan die akte te ontnemen volstaat het zijn handtekening te ontkennen (art. 1323, lid 1 B.W.). Degene die zich beroept op de akte moet de bewijskracht ervan herstellen door de echtheid van de handtekening te bewijzen.