#2 , 29 dec 2011 14:59
Gerechtelijk Wetboek
Art. 29. Aanhangigheid bestaat telkens wanneer vorderingen met hetzelfde voorwerp en wegens dezelfde oorzaak worden ingesteld tussen dezelfde partijen die in dezelfde hoedanigheid optreden voor verschillende rechtbanken, bevoegd om daarvan kennis te nemen en geroepen om in eerste aanleg uitspraak te doen.
Art. 565. In geval van aanhangigheid worden de vorderingen samengevoegd, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een der partijen.
De verwijzing geschiedt naar de volgende voorrang:
1° de rechtbank die over de zaak een ander vonnis heeft gewezen dan een beschikking van inwendige orde, heeft altijd voorrang;
2° de rechtbank van eerste aanleg heeft voorrang boven de andere rechtbanken;
3° de arbeidsrechtbank heeft voorrang boven de rechtbank van koophandel;
4° de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel hebben voorrang boven de vrederechter;
(4°bis De vrederechter heeft voorrang boven de politierechtbank;) <W 1994-07-11/33, art. 36, 048; Inwerkingtreding : 1995-01-01>
5° de rechtbank waartoe men zich het eerst wendt, heeft voorrang boven die waarvoor de zaak later wordt aangebracht.
Wanneer evenwel een van de vorderingen uitsluitend tot de bevoegdheid van een bepaalde rechtbank behoort, is alleen deze bevoegd om van de gezamenlijke vorderingen kennis te nemen.
Wanneer twee of meer vorderingen uitsluitend tot de bevoegdheid van twee onderscheiden rechtbanken behoren, kan de verwijzing geschieden naar de hierboven bepaalde voorrang.
De bepalingen van de artikelen 661 en 662 zijn van toepassing in geval van verwijzing uit hoofde van aanhangigheid.
Eén rechter zal de zaak dus moet verzenden naar de andere, zodat de beide zaken samen kunnen behandeld worden.