In de wet van 2014 op de omzetting van vruchtgebruik staat de volgende passage:
De vruchtgebruiker behoudt het vruchtgebruik van de goederen tot op het ogenblik dat de kapitalisatiewaarde van zijn vruchtgebruik hem effectief is betaald.
Tot dat ogenblik brengt deze som geen intresten op in het voordeel van de vruchtgebruiker, behalve indien de vruchtgebruiker na de definitieve vaststelling van de kapitalisatiewaarde van zijn vruchtgebruik beslist om afstand te doen van het genot van de zaak. In dit geval zal aan de vruchtgebruiker een intrest verschuldigd zijn gelijk aan de wettelijke intrest vanaf het ogenblik waarop deze aan de blote eigenaar, bij aangetekende zending of deurwaardersexploot, bevestigt dat hij afstand heeft gedaan van het genot van de zaak en hij de blote eigenaar in gebreke stelt tot het betalen van deze intrest.
De eerste zin is duidelijk, maar ik ben niet zeker of ik de rest goed begrijp. Kan iemand dat concreet uitleggen, b.v. als het om vruchtgebruik van een som geld gaat?