#2 , 24 dec 2016 17:41
Vraag 1 : kan één der gehuwden een levensverzekering afsluiten waar een derde begunstigde van is bij overlijden, gelet hun huwelijksstelsel van gemeenschap van goederen?
Ja, dat kan. Dat is een eigen recht van de verzekeringnemer. Dit is wettelijk verankerd in art. 169 van de Wet betreffende de verzekeringen:
Art. 169. § 1. De verzekeringnemer heeft het recht één of meer begunstigden aan te wijzen. Dat recht komt uitsluitend aan hem toe en kan noch door de echtgenoot, noch door zijn wettelijke vertegenwoordigers, noch door zijn erfgenamen of rechthebbenden, noch door zijn schuldeisers worden uitgeoefend.
Als de levensverzekering een onrechtstreekse schenking uitmaakt - wat niet altijd zo is, maar hier in dit geval wel - kan het huwelijksvermogensrecht een valkuil inhouden voor deze aanwijzing. Met name is het zo dat art. 224 §1, 3° van het Burgerlijk Wetboek oplegt dat schenkingen door één echtgenoot gedaan vernietigbaar zijn als zij de belangen van het gezin in gevaar brengen. Dit is voor de schenking van eigen goederen, dus geld van het eigen vermogen van die ouder. Afgaande op jouw informatie heb ik de indruk dat het om gemeenschappelijke gelden gaat die hij gebruikt heeft (15.000 EUR).
Dan kan er een ander wetsartikel gebruikt worden: art. 1419 lid 1 Burgerlijk Wetboek. De ene echtgenoot kan niet zonder de instemming van de andere echtgenoot geld van het gemeenschappelijk vermogen gebruiken om een schenking te doen. Indien de schenking zonder toestemming van de andere echtgenoot gebeurde, kan de benadeelde echtgenoot de nietigverklaring vorderen (art. 1422, 1° BW) of schadevergoeding eisen (art. 1433 BW). Voor de nietigverklaring moet de echtgenoot een wettig belang van materiële of morele aard aantonen.
De meerderheidsleer zegt dat dit kan. Enkele verwijzingen zijn:
N. TORFS, “Enkele bedenkingen bij de begunstiging van de levensverzekering, de regelingsakte en de echtscheiding door onderlinge toestemming”, T.Not. 2003, 187; F. BUYSSENS en Y.-H. LELEU, “De levensverzekering tussen echtgenoten gehuwd onder gemeenschapsstelsel”, in H. CASMAN en M. VAN LOOK (eds.), Huwelijksvermogensrecht (Topics II, TIX.2), Mechelen, Kluwer, 2009, 8, nr. 20; C. DE WULF, “Levensverzekeringsovereenkomsten, huwelijksvermogensrecht en erfrecht – Enkele aandachtspunten”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, T.Verz. 2008, dossier nr. 14, 96; C. DE GEYTER, “Levensverzekeringen – schenkingsrecht – erfrecht”, T.Not. 2006, 604-605; D. PIGNOLET, “Vermogensplanning door middel van levensverzekeringen”, AFT 2008, nr. 2, 11, nr. 19; P. VAN EESBEECK en L. VEREYCKEN, Beleggingsverzekering: instrument voor vermogensoverdracht en successieplanning, Cahier M&D Seminars, 18 november 2009 te Sint-Niklaas, 39.
Er is één auteur die zegt dat dit niet kan (C. DEVOET), maar die roept alleen in de woestijn.
Vraag 2 : kan één der gehuwden een levensverzekering afsluiten waar een derde begunstigde van is bij overlijden, waar er een bestaand huwelijkscontract is met behoud van vruchtgebruik? Of zal de uitgekeerde levensverzekering in eerste instantie, gelet het huwelijkscontract dat algeheel vruchtgebruik voorziet voor de roerende goederen, in vruchtgebruik toekomen aan de overlevende partner?
Ja, de levensverzekering wordt niet gehinderd door het huwelijkscontract. Ze hebben geen invloed op elkaar. Door het huwelijkscontract zullen de goederen van het gemeenschappelijk vermogen toevallen aan de langstlevende, maar het kapitaal van de levensverzekering behoort niet tot het gemeenschappelijk vermogen. Het zit bij de verzekeraar.
Het uitgekeerd kapitaal zal evenmin onderworpen zijn aan het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot. De schenking van de levensverzekering zal gebeurd zijn met vrijstelling van inbreng, aangezien het aan een derde niet-familielid gebeurde. Dit kapitaal moet dus niet 'ingebracht' worden in de nalatenschap.
Let wel: de langstlevende kan eventueel de inkorting vragen als haar abstracte reserve (nl. 1/2 vruchtgebruik op alle goederen + schenkingen) aangetast zou zijn. Hiervoor moet er een berekening gemaakt worden bij het overlijden of dit inderdaad het geval is. In voorkomend geval zal het kapitaal gedeeltelijk in vruchtgebruik moeten afgestaan worden aan de langstlevende. De blote eigendom blijft bij de begunstigde.
Vraag 3 : welk gevolg heeft de notariële schenkingsakte met het enig kind als begunstigde voor de levensverzekering? Als op het ogenblik van het overlijden het roerende vermogen in bezit van het ouderpaar niet de € 125,000 overtreft (met inbegrip van het bedrag van deze levensverzekering), komt er een bedrag toe aan de derde begunstigde van de levensverzekering?
Tenzij er een fout in de opgave zou staan, heb ik de indruk dat de gezinswoning en het hele roerende vermogen door de notariële schenking reeds in blote eigendom toebehoort aan het enig kind. Het vruchtgebruik zit bij de ouders. Dan schiet er niets meer over.
Als ouder 1 overlijdt, zal de huwgemeenschap toekomen aan ouder 2. Alleen is de huwgemeenschap leeg (behalve misschien wat pensioengelden).
Dat ouder 2 de helft van het vruchtgebruik van ouder 1 krijgt over de gezinswoning en het roerend vermogen gebeurt krachtens de last opgelegd in de schenkingsakte. Dit heeft niets meer te maken met de huwgemeenschap.
De volgende stap is de vereffening-verdeling van de nalatenschap.
De inbreng is geen probleem. De enige erfgenamen zijn waarschijnlijk het enig kind en ouder 2. Zij zullen de inbreng niet van elkaar vorderen.
De inkorting: om dit te bepalen moet de fictieve massa samengesteld worden.
Deze bestaat uit:
- de aanwezige goederen (pyjama en persoonlijke voorwerpen), die 0 euro waard zijn
- de reeds gedane schenkingen:
* de helft van de schenking van 125.000 euro roerend + de helft van de onroerende schenking van het huis... (waarde???)
* de levensverzekering van 15.000 euro. (Behoort dit tot de 125.000 euro? Dit is niet duidelijk.)
In totaal minstens 77.500 euro + helft waarde huis.
Het enig kind moet minstens 38.750 euro roerend krijgen + de helft van de helft van het huis en dit in blote eigendom. Dit is zeker vervuld. Het kind heeft zelfs veel meer gekregen. Inkorting door het kind is dus niet nuttig. Zijn reserve is niet aangetast.
De langstlevende echtgenoot moet minstens moet minstens 38.750 euro roerend krijgen + de helft van de helft van het huis en dit in vruchtgebruik. Dit is haar abstracte reserve (1/2 vruchtgebruik). Het moet toegerekend worden proportioneel op het beschikbaar deel en de reserve van het enig kind. Dit betekent dat het kind de helft van zijn reserve in vruchtgebruik moet afstaan aan de langstlevende en dat de genieters van het beschikbaar deel - zijnde het kind en de derde die de levensverzekering kreeg - ook de helft in vruchtgebruik moeten afstaan aan de langstlevende.
Echter, de inkorting van de schenkingen gebeurt ook volgens de anterioriteitsregel: de jongste schenkingen worden eerst ingekort, daarna de oudere. De schenking van de levensverzekering gebeurde als laatste. Deze wordt dus eerst aangepakt: de derde moet het hele bedrag van 15.000 EUR in vruchtgebruik afstaan aan de langstlevende. (Dit is waarschijnlijk wat je wilde horen, nietwaar?)
Het enig kind moet ook nog wat afstaan aan de langstlevende, maar ik heb de indruk dat ze goed overeenkomen en dat de langstlevende dit niet wil. Dan kan die het kind daarvan vrijstellen.
Voila, hopelijk is dit wat duidelijk. Het is geen gemakkelijke materie.