Door een onenigheid mbt de interpretatie van het testament van wijlen mijn moeder heb ik een gerechtelijke verdeling afgedwongen om uit onverdeeldheid te treden. Midden december (nu drie maand geleden) gebeurde de opening der werkzaamheden bij de door de rechtbank aangestelde notaris. In de pv van deze vergadering werd de openbare verkoop van het onroerend goed vastgelegd met een zitdag midden maart en een tweede zitdag eind april.
Tot op heden blijkt deze openbare verkoop nog niet op gang te zijn getrokken. De notaris werd inmiddels meermaals aangeschreven door mijn advocaat maar geeft geen enkele reactie op het schrijven. Nochtans had de eerste zitdag vorige week moeten plaatsvinden.
Bovendien weet ik dat er geen enkele hindernis meer is: de stedenbouwkundige verplichtingen werden opgevraagd en verkregen, het EPC-certificaat is aanwezig, de verkoopvolmacht, etc.
Mijn vraag is nu als volgt: dient deze notaris geen rekening te houden met de afgesproken termijn en/of termijn van twee maand (art 1217 en 1218) en wat kan ikzelf hiertegen ondernemen?