Pagina 1 van 1

sterfhuisclausule: enkel 100% van de gemeenschap?

Geplaatst: 24 jun 2008 11:25
door DKnWhy?
http://nl.m24.be/dossier/belastingen/Ka ... 6-1873.art

Hier staat te lezen dat een sterfhuisclausule enkel kan voor de hele gemeenschap, dus:
- wel mogelijk:
"bij ontbinding van ons huwelijk gaat alles naar josette"
- niet mogelijk:
"bij ontbinding van ons huwelijk, gaan (bovenop de helft dat sowieso van josette is) onze paarden naar josette"
(of "bankrekening x", "al het roerend vermogen", ...)

Ik vind in het Burgerlijk Wetboek niks terug wat deze tweede optie (nl. bepaalde dingen aan de ander toewijzen) belet. (En dan bedoel ik wel degelijk een onvoorwaardelijke toebedeling, dus ook bij echtscheiding -- niet verblijvings- of keuzebeding!)

(Wat het Wetboek Successierechten betreft: ook hier geen beletsel te vinden, hier is het principe sowieso hetzelfde als bij een onvoorwaardelijke toebedeling van de gehele gemeenschap, nl. dat er geen successierechten geheven (kunnen) worden.)

Kan iemand me helpen aan wettekst of rechtspraak of enige logica die deze 100%-vereiste verklaart?

Re: sterfhuisclausule: enkel 100% van de gemeenschap?

Geplaatst: 24 jun 2008 13:23
door wolf2
Echtgenoten kunnen overeenkomen hoe het gemeenschappelijk vermogen verdeeld zal worden; ze zijn daarin vrij. Ze kunnen daar tal van voorwaarden aan vasthangen.

Er is dus geen enkel beletsel om (ook) specifieke goederen aan te duiden; al dan niet onder voorwaarde.

In het Wetboek Successierechten zal er zeker niet staan wat er mag of niet mag: het is maar een fiscaal wetboek.

U mag het artikel waar U naar verwijst niet letterlijk opnemen.
Bijna altijd zal men wel alles in de sterfhuisclausule steken: men doet dat maar als men 99,99% zeker is wie er eerst zal sterven en dan is dat een unieke manier om te erven zonder belastingen.

Geplaatst: 25 jun 2008 00:02
door DKnWhy?
Er zijn situaties waarin men niet alles naar de partner wil laten gaan, bv. als men een bedrijf heeft waarvan de aandelen voldoen aan de voorwaarden voor vererving aan 0% (art. 60bis W.Succ.). Men kan in dat geval stipuleren dat de aandelen gewoon naar de kinderen mogen gaan die het bedrijf verderzetten en de rest (huis en roerende goederen) naar de echtgenote.

Uiteraard bedoelde ik niet dat het Wetboek Successierechten roet in 't eten zou gooien qua mogen of niet mogen, maar voor de heffing van successierechten. (Which is not the case!)

Nog altijd nieuwsgierig naar eventuele verwijzingen pro "100% van de gemeenschap of niks"... (die er volgens mij dus niet zijn)

Geplaatst: 25 jun 2008 13:22
door wolf2
U vindt het onderstaande in Fisconet:
Notarieel en fiscaal maandblad
Nummer 05/09-02

Wat is een huwelijksvoordeel?
Hélène Casman Gewoon hoogleraar V.U.B., Hoogleraar U.L.B.,
Decaan Rechtsfaculteit V.U.B., erenotaris
en
Alain Verbeke Gewoon hoogleraar K.U.Leuven en Tilburg,
Advocaat-vennoot te Brussel

...

5. Twee illustraties
Nu wij de theorie der huwelijksvoordelen kennen en de contouren daarvan zijn afgelijnd, hoeft de praktische toepassing daarvan tot geen twijfels meer te leiden. Hierna willen wij dit illustreren aan de hand van twee minder klassieke bedingen, één in een stelsel van gemeenschap van goederen en één in een stelsel van scheiding van goederen.

5.1. Nihilbeding bij gemeenschap van goederen
Soms wordt overwogen, wanneer één der echtgenoten terminaal ziek is, een verdelingsbeding in te voegen waarbij wordt overeengekomen dat het totale gemeenschappelijke vermogen in alle omstandigheden, welke ook de reden is van ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel, zal toekomen aan de andere echtgenoot. Bijvoorbeeld: “Het gemeenschappelijke vermogen komt bij ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel in zijn totaliteit toe aan de vrouw, ongeacht de oorzaak van ontbinding”. Deze clausule die bekend is als de sterfhuisconstructie moet uiteraard om deontologische redenen met de nodige omzichtigheid worden benaderd. Het is voor degene die wegens zijn ziekte aanvaardt om afstand te doen van zijn aandeel in het gemeenschappelijk vermogen, niet gemakkelijk om bovendien te aanvaarden dat de regeling evenzeer zal gelden als hij niet als eerste overlijdt 14, en zo ook bij echtscheiding. Zij kan dus slechts in uitzonderlijke gevallen worden gehanteerd. Ze heeft tot gevolg dat de verkrijging door de langstlevende niet als een overlevingsrecht is bedongen, en bijgevolg in principe 15 onbelast is omdat artikel 5 W. Succ. in dat geval niet van toepassing is.

Nu gaat het dus niet om een ongelijke verdeling, maar om een verblijvingsbeding ten voordele van één (nominatim aangewezen) echtgenoot, wat neerkomt op een nihilbeding voor de andere (zieke) echtgenoot: hij zal nooit, ongeacht de omstandigheden van ontbinding van het huwelijk (of van het huwelijksstelsel) enig aandeel toegewezen worden in het gemeenschappelijk vermogen.

Dit is weliswaar het normale gevolg van elk verblijvingsbeding: als één echtgenoot alles krijgt, krijgt de andere niets uit de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen. Bijzonder aan de clausule is hier echter dat er één echtgenoot is die zeker niets zal krijgen (ook niet als hij langer leeft). Bovendien zal bij zijn langer leven het hele gemeenschappelijk vermogen aan de erfgenamen van de eerst overledene toekomen.

Is daarmee de grens overschreden van wat als een huwelijksvoordeel kan worden gekwalificeerd? Is het nog met het begrip huwelijksvoordeel verenigbaar dat één echtgenoot wordt uitgesloten van iedere deelname aan de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen, derwijze dat niet alleen de andere alles krijgt, maar dat bij vooroverlijden van de andere zelfs zijn erfgenamen op de langstlevende vóórgaan? Het antwoord is positief. Bij toepassing van de hoger uiteengezette theorie der huwelijksvoordelen is ook een dergelijk nihilbeding een huwelijksvoordeel.

De theorie van de huwelijksvoordelen verleent de echtgenoten immers een grote vrijheid bij het bepalen van de bestemming van hun gemeenschap: aan hen en aan hen alleen wordt het overgelaten daaromtrent een regeling te treffen. Uitdrukkelijk laat de wet toe om via een beding van ongelijke verdeling, de langstlevende minder dan de helft toe te kennen. Wat is echter minder? Tot waar kan men daarmee gaan zonder te tornen aan het begrip huwelijksvoordelen? M.a.w., is er een grens tussen ‘minder dan de helft’ en ‘niets’, waardoor bij toekenning van ‘minder dan de helft’ nog sprake is van een huwelijksvoordeel, en bij ‘niets’ daar geen sprake meer van is?

Er is geen redelijke vaststelling daarvan mogelijk. Als 1% voor de ene nog genoeg is, en dus 99% niet te veel voor de andere, waarom dan ook niet |CE 1 voor de ene en al de rest voor de andere? Maar als aan de langstlevende |CE 1 kan worden toegekend, waarom zou dan ook niet bedongen kunnen worden dat hij bij de verdeling niets krijgt? De theorie van de huwelijksvoordelen laat dus wel degelijk toe, dat het deel van de langstlevende tot ‘nihil’ wordt herleid: hiermee wordt immers niets anders gedaan dan hetzelfde instrument telkens weer voor hetzelfde doel te hanteren.

Hetzelfde instrument: een voordeel voor één van de echtgenoten via de wijze van samenstelling, werking, vereffening of verdeling van het huwelijksstelsel (in dit geval een gemeenschapsstelsel).

Hetzelfde doel: naar eigen inzicht van de echtgenoten bepalen wat de bestemming daarvan moet zijn bij ontbinding van het huwelijk; geen verantwoording moeten afleggen over de motivatie daarvan.