JuridischForum.be

Samen met mijn echtgenote hebben we geïnvesteerd in aandelen in haar bedrijf.
Onlangs ontdekte ik dat deze aandelen zijn uitbetaald, ze heeft me hier echter niets van verteld, en heeft het bedrag rechtsreeks op een rekening van haar vader laten storten, waar ze uiteraard een volmacht over heeft. Ook heeft ze een deel van het bedrag achter mijn rug om terug in het bedrijf geïnvesteerd.
Kan ik nog steeds de helft van het volledige bedrag eisen aangezien het in principe om gemeenschappelijk roerend goed gaat ?
Hopelijk kan iemand me hier een sluitend antwoord op geven.
Alvast bedankt.

Huwelijkscontract?
Wanneer is haar bedrijf opgericht? Voor of na huwelijk?

Staat er ergens (bewijs) dat dat van uw rekening kwam? Scheiding goederen en aanwinsten?
Dus inderdaad huwelijkscontract?

Gehuwd onder gemeenschapsstelsel :
Als u aandelen heeft verworven tijdens uw huwelijk (bv. bij oprichting van de vennootschap, kapitaalverhoging of aankoop), dan behoren die aandelen tot het "gemeenschappelijk huwelijksvermogen".
Dat die aandelen worden ingeschreven op naam van één van de echtgenoten, verandert hier niets aan.
Er heerst immers een wettelijk (weerlegbaar) vermoeden dat de gelden die voor de oprichting of aankoop werden aangewend, gemeenschappelijk waren. Bijgevolg behoren ook de aandelen die in ruil voor deze gelden zijn verkregen, tot het gemeenschappelijk huwelijksvermogen.

Dus ook al heeft ze deze rechtstreeks op een andere rekening laten uitbetalendie niet op haar naam staat, heb ik nog steeds recht op de helft ?

Dus ook al heeft ze deze rechtstreeks op een andere rekening laten uitbetalendie niet op haar naam staat, heb ik nog steeds recht op de helft ?

Als het geld noch op uw naam staat, noch op naam van echtgenote, noch op naam van beiden....dan is het er niet meer!!
Uw echtgenote heeft zonder uw toestemming geld weggegeven waarvan zijzelf maar voor de helft eigenaar was. M.a.w. ze heeft de andere helft van u ONTVREEMD.
U kunt herstel gemeenschappelijk bezit eisen, desnoods via burgerlijk geding (art. 462 Strafwetboek).