Een Belgisch koppel (deze partners hadden al een eerder huwelijk achter de rug) huwt met SCHEIDING van goederen in 1979.
In het huwelijkskontrakt staat vermeld dat partner A ( de vrouw) uit haar 1e huwelijk één kind heeft, partner B heeft geen kinderen.
Een paar maanden VOOR het huwelijk kocht Partner A (de vrouw) op haar naam in België een bouwgrond aan. Iets voor het huwelijk ontvangt partner A ook op haar naam een bouwvergunning om een woning neer te zetten op dit perceel. Later tijdens hun huwelijk wordt hierop de "gezinswoning" opgetrokken.
Iets daarna treden ze dus met een contract van SCHEIDING VAN GOEDEREN in het huwelijksbootje.
Een week na het huwelijk stelt partner A (vrouw) een gift onder levenden op.
In deze gift wordt vermeld dat indien partner A (de vrouw) voor partner B ( de man) komt te overlijden, partner B over de volledige nalatenschap v/d schenkster op haar overlijdensdag van dan af, in volle eigendom zonder uitzondering of voorbehoud kan beschikken.
Echter gevolgd door:
BIJ BESTAAN VAN KINDEREN van genoemde echtgenoten zal de onderhavige schenking worden BEPERKT TOT HET VRUCHTGEBRUIK V/D GEHEELHEID van de beschreven roerende en onroerende goederen...
Indien echter één of méér kinderen of afstammelingen van de schenkster de geheelheid in vruchtgebruik NIET overlaat, zal de schenking in dit laatste geval bestaan uit het grootst beschikbaar deel met dezelfde ontslagingen.
De schenking zal het vruchtgebruik omvatten v/h voorbehouden gedeelte van bevoorrechte erfgenamen in opgaande lijn, indien deze, of één van hen, bij ontstentenis van kinderen, van de schenkster zouden erven...
Tot hier het uittreksel van de gift.
...Dit soort giften blijkt in die tijd in dit soort omstandigheden vrij gebruikelijk geweest te zijn. In 1979 was de wetgeving nog niet aangepast ivm het verkrijgen van 100% vruchtgebruik, (deze aanpassing kwamen, er pas in 1981). Volgens de notaris zouden dergelijke akten standaard geweest zijn en deden deze dienst om in dit geval partner B (de man) tot zijn overlijden te begunstigen met het volledige vruchtgebruik v/d in dit geval roerende en onroerende goederen. Partner A (de vrouw) overlijdt in juli 2017, de partner leeft nu nog. De 100% vruchtgebruik door partner B (de man). stelt voor het kind v/d vrouw geen probleem. Daar is geen discussie over.
De vraag luid nu: " Welk deel komt het kind bij verdeling van
A. het onroerend goed (dat 100% op naam van de overledene staat.) toe?
B. het roerend goed (lees geld op de gezamelijke rekeningen.) toe?
Dank bij voorbaat voor uw reactie.