#6 , 02 mar 2009 15:04
Of iets als een aanhorigheid (1) kan beschouwd worden, is een feitenkwestie. In de praktijk zal de scheidingslijn niet steeds duidelijk zijn. Alleszins kan in deze context een onroerend goed niet meer als aanhorigheid van de gezinswoning worden aangemerkt, wanneer de waarde ervan gelijk is aan de waarde van de gezinswoning of die laatste waarde overtreft (2). Meer algemeen geldt hier - zoals dat trouwens ook het geval is voor de toepassing van de regeling inzake bescheiden woningen in het Wetboek der registratierechten - dat een gebouw, een tuin, een weide, een bebost perceel, een zwemkom, … maar als aanhorigheden van de gezinswoning kunnen worden aangemerkt, indien ze gelet op hun ligging, hun oppervlakte of hun waarde als "normale" aanhorigheden van de woning kunnen worden beschouwd.
[(1) Zie ook artikel 53, laatste lid Vl. W. Reg. (stelsel van de bescheiden woningen) waarin het begrip "aanhorigheden" in dezelfde zin als hier voorkomt.
(2) Dat de aanhorigheden van de gezinswoning samen met die gezinswoning de vrijstelling genieten, is in feite een toepassing van het algemeen rechtsbeginsel dat de bijzaak het statuut van de hoofdzaak volgt.]
Quid met een bedrijfsgebouw dat deel uitmaakt van een samenhorend complex (vb. hoeve, handelszaak, kantoor-woningcomplex) gevormd door het woon- en het bedrijfsgedeelte ? Wanneer het beroepsgedeelte en het privé-gedeelte onafscheidelijk deel uitmaken van één samenhorend complex , en dit beroepsgedeelte is - gelet op waarde en/of omvang - ondergeschikt aan het privé-gedeelte, dan kan de vrijstelling wel voor het geheel verleend worden.
* de delen die als bedrijfsgebouw dienen binnen een samenhorend complex gevormd door de woning en het bedrijf, genieten de vrijstelling niet, wanneer het bedrijfsgebouw niet kan beschouwd worden als een aanhorigheid van het woninggedeelte.
In principe komt enkel de op het ogenblik van het overlijden bestaande gezinswoning in aanmerking voor de vrijstelling (artikel 48, § 2, derde lid, W. Succ.).
-------------------------------------------------------------------------------
Ik denk dat er dus niet direct een sluitend antwoord kan op gegeven worden en dat het van de beslissing van de registratie zal afhangen of het om aanhorigheden gaat en er dus moet op betaald worden.
U kan ook nog altijd contact opnemen met het Contactcenter FOD Financiën - 0257/257 57. Deze telefonische dienst is elke werkdag bereikbaar van 8u tot 17u.