Artikel 452 van het Strafwetboek luidt als volgt:
"Art. 452. <W 10-10-1967, art. 141> Vóór de rechtbank gesproken woorden of aan de rechtbank overlegde geschriften, geven geen aanleiding tot strafvervolging wanneer die woorden of die geschriften op de zaak of op de partijen betrekking hebben.
Lasterlijke, beledigende of eerrovende tenlasteleggingen die aan de zaak of aan de partijen vreemd zijn kunnen aanleiding geven hetzij tot een strafvordering hetzij tot burgerlijke rechtvordering van de partijen of van derden."
Is dit artikel van toepassing op woorden gesproken voor een door de wet opgericht tuchtcollege, zoals de Tuchtraad van gerechtsdeurwaarders ?
Een persoon legt klacht neer tegen een gerechtsdeurwaarder, wegens schending van zijn privacy. De klager beweert dat de gerechtsdeurwaarder akten heeft opgesteld tot vaststelling van zijn geestelijke gezondheidstoestand.
Voor de leden van de Tuchtraad zegt de gerechtsdeurwaarder dat zij vijftien jaar geleden haar kantoor had in de straat waar klager toen met zijn gezin woonde. De vrouw van klager, zo zegt zij, heeft verschillende keren in haar kantoor bescherming gezocht omdat zij door klager was afgerost.
Klager gaat naar de politie en legt klacht neer tegen de gerechtsdeurwaarder wegens laster.
Kan de gerechtsdeurwaarder artikel 452 van het Strafwetboek inroepen ?