betreft : beroepsgeheim art. 458 van het strafwetboek
Het gebeurde tussen 2006 en 2008.
Het is een zware boterham maar hulp is welkom.
Ik heb al iets geschreven over een bouwwerk in “Juridisch verschil bouwaanvraag (te zetten) en regularisatie” van 22 okt 2011
Ik heb op 27 oktober een brief van het parket ontvangen.
Het verhaal :
Een mandataris-advocaat ziet als burgemeester vier aanvragen passeren in het college : regularisatieaanvraag bouwwerk A, bouwvergunning collstrop C. Maar ook twee aanvragen voor geluidsmetingen D en F. Regularisatieaanvragen A en C worden door bouwovertreder X gunstig bekomen. Aanvraag “meting C” wordt door mij aangevraagd omdat ok met geluidsoverlast en trillingen zit van het bouwwerk-A : dat is burenhinder. En niet de minste. De verpleegster van Kind en Gezin maakte het mee en stuurde ons onmiddellijk naar de vrederechter : dat is gebeuren “B”.
Bouwaanvraag “C” daarentegen is een collstrop-tuinafsluiting waarmee we akkoord gingen als ze correct werd gezet.
Gegeven “D” is briefwisseling met de tuchtraad en de gouverneur.
De burgemeester raadt mij evenwel aan, nadat ik om hulp vroeg, om een geluidsmeting schriftelijk aan te vragen bij het college. Ik noem dat gesprek “C-advies”. Hij is al vanaf aanvraag A op de hoogte van het conflict tussen X en mij ( lees “wij” : gehuwd en kinderen ). Er was al vóór gebeuren A een PV “geluidshinder en trillingen” door de politie opgemaakt die uitmaakte van het voorliggend regularisatiedossier.
Nu blijkt dat op een bepaald ogenblik de burgemeester advocaat is beginnen spelen van de persoon X. Hij verliet het college bij de beslissingen D en F.
De volgorde van aanvragen en de volgorde van collegebeslissingen (-ok of –geweigerd ) is opmerkelijk. X is de bouwer van A die moet regulariseren. Ik ben de buurman.
A-bouw-X-aanvraag
B : tussendoor poging minnelijke schikking vredegerecht : X daagt niet op.
A-bouw-X-goedgekeurd
C-bouw-X-aanvraag collstrop
D-test1-Y-advies van burgmeester aan Y
D-test1-Y-aanvraag
C-bouw-X-goedgekeurd
D-test1-geweigerd (*1 datum notule slechts bekend na klacht E )
D-nagesprek met burgemeester : weigert verder gesprek omwille deontologie
E-briefwisseling met klacht aan Tuchtraad en aan Gouverneur
F-test2-Y-aanvraag opnieuw 11 maand later
F-test2-geweigerd
Na “D-nagesprek” bevestigt de burgemeester aan de gouverneur dat hij niet meer deelnam aan besprekingen in het college. Op het moment “D-nagesprek” is bouwer X vast en zeker cliënte van hem als advocaat. De tuchtraad van advocaten heeft één en ander onderzocht en schrijft in een brief aan mij : “de burgemeester had X als cliënte toen U dat D-nagesprek wou voeren met hem.”
Het Parket, de 1e substituut, schrijf aan mij nu twee dingen op 27 oktober 2011 :
.. Gezien art.458 van het Strafwetboek ..
1) “dat ze aan een advocaat niet kan vragen vanaf wanneer tot wanneer de persoon X cliënte was bij deze advocaat want het beroepsgeheim laat dat niet toe”
2) “als de advocaat toch bevestigt dat hij een welbepaalde cliënte heeft verdedigd gedurende een welbepaalde periode dan zou hij het beroepsgeheim schenden. Uitgezonderd voor zover de informatie niet openbaar zou zijn – ik denk daarbij aan een assisenproces”
Nu komt het : de tuchtraad heeft met E-briefwisseling wel bekend dat persoon X cliënte was van de advocaat toen ik het D-nagesprek met de burgemeester wou starten.
En de gouverneur schrijft apart voorzichtig : “ik stel enkel vast dat de burgemeester niet deelnam aan de besprekingen D en F van het college”. Maar ik kan in mijn hoedanigheid niet weten of de burgemeester toen advocaat was van bouwer X.
Maar er is hier sprake van openbaarheid : de vier besprekingen A, C, D en F in het college zijn in notules vastgelegd. Ik kan die in naam van openbaarheid van bestuur opvragen en ik kan dus te weten komen wanneer de burgemeester wel en niet de zaal verlaten heeft :
In beslissing A en C : zaal niet verlaten
In beslissing D en F : zaal verlaten.
VRAAG : zou ik de 1e substituut een brief kunnen terugschrijven met inhoud ? :
“Zoals U zelf schrijft en zoals bewezen door de brief van de Tuchtraad gaat het hier om feiten die onderhevig zijn aan openbaarheid van bestuur. Deze mandataris heeft aan de Tuchtraad bekend dat persoon X zijn cliënte was op ogenblik D-nabespreking. Ik heb dat op papier. Daarom is het U toegestaan om aan de advocaat te vragen of persoon X zijn cliënte was op de ogenblikken A-aanvraag, A-college, C-aanvraag, C-college, D-advies, D-aanvraag, D-college, D-nabespreking, F-aanvraag, F-college”
Zoniet heeft de tuchtraad van advocaten met hun “bekentenis” zelf het beroepsgeheim geschonden door aan mij te schrijven dat op het ogenblik “D-nabespreking” de burgemeester advocaat was van X.
Zoals U zelf schrijft is dat mogelijks een strafrechterlijk feit. De “D-nabespreking” was nog geen openbaar gegeven in tegenstelling tot een zitting van een college die zich uitsprak over een schriftelijke vraag van een burger. Deze is gekend in een notule. Iedereen kan ze opvragen. Hier staat te lezen dat de burgemeester niet deelnam aan de zitting.
ZWAAR VRAAGSTUK, dus is elk advies welkom.
WAT SCHRIJF IK TERUG aan de 1e substituut van het PARKET ?
Ik probeer dit hier eerst te doen zonder advocaat want het is een delicate materie. Geen enkele advocaat wil oorlog met de Tuchtraad van advocaten.
Het geheel van mijn actie kan enkel bijdragen aan een betere werking van bestuur en parket. Dus heb geen angst om mij te helpen.