#2 , 22 feb 2011 10:17
“Art.446ter.De advocaten begroten hun ereloon met de bescheidenheid die van hun functie moet worden verwacht...Ingeval het ereloon niet met een billijke gematigdheid is vastgesteld, wordt het door de raad van de Orde verminderd, met inachtneming onder meer van de belangrijkheid van de zaak en van de aard van het werk, onder voorbehoud van de teruggave die hij beveelt, indien daartoe grond bestaat, dit alles onverminderd het recht van de partij om zich tot het gerecht te wenden indien de zaak niet aan een scheidsgerecht is onderworpen...”(Gerechtelijk Wetboek).
‘De vaststelling van het honorarium is een bij de wet ingestelde vorm van partijbeslissing,dit is de beslissing van een partij aan wie de bevoegdheid is verleend om de inhoud van de rechten en plichten van de andere partij te bepalen of te wijzigen.De rechterlijke toetsing van een dergelijke partijbeslissing is marginaal en de rechter mag maar optreden wanneer het vastgestelde honorarium kennelijk overdreven is‘(VAN GERVEN,W.,'Beginselen van behoorlijk handelen',R.W. 1982-83,968)’(Rb.Hasselt 21 februari 1983,R.W. 1985-86,1646).
'Het advies van de Raad van de Orde van Advocaten inzake de begroting van het honorarium van een advocaat heeft een louter informatieve waarde,aangezien iedere partij steeds het wettelijk recht heeft zich tot de rechter te wenden. Als basisprincipe geldt dat de advocaten hun honorarium moeten begroten 'met de bescheidenheid die van hun ambt wordt verwacht'(art.459,al.1 Ger.W.).Het uiteindelijk resultaat van een rechtszaak mag worden beschouwd als een element ter beoordeling van de 'belangrijkheid van de zaak' in de zin bedoeld in art.459,al.2 Ger.W..Vooral in zaken met beperkt belang moet de vergoeding voor het geleverde en normaal verantwoord werk als voornaamste criterium bij de bepaling van het honorarium worden vooropgesteld’[Vred.Gent(1) 6 september 1991,R.W. 1993-94,723].
‘Op de advocaat rust de contractuele verplichting om zijn cliënt in te lichten over de te verwachten erelonen en kosten naargelang de evolutie van de zaak. De cliënt kan onder omstandigheden een beroep doen op de vertrouwensleer om een vermindering van het ereloon na te streven.’(Antwerpen 30 maart 1998,R.W. 1998-99,369,met verwijzing naar Wet 03 april 1997 betreffende de oneerlijke bedingen in overeenkomsten gesloten tussen titularissen van vrije beroepen en hun cliënten)
‘Zoals elke schuldeiser behoort het een advocaat die in rechte aanspraak maakt op vergoeding van zijn staat van kosten en ereloon,zijn prestaties te bewijzen en dit met inbegrip van o.m. de gegevens omtrent de aard van zijn prestaties en hun omvang,de graad van ingewikkelheid en het resultaat,de vermogenstoestand van de cliënt en de bekendheid van zijn advocaat,dit krachtens de beginselen vastgelegd in art.1315 B.W. en 870 Ger.W..Het beroepsgeheim kan geen beletsel zijn voor het niet-overleggen van het volledig dossier‘(Gent 20 januari 2000,Juristenkrant 2001-25,9)
‘Anderzijds wordt bijvoorbeeld over honoraria ook zelden een woord gerept. Uit cijfers van testaankoop blijkt dat zestig procent van de Belgische advocaten daar nooit enige informatie over verstrekt,twintig procent deelt de te verwachten honoraria mee op verzoek en slechts twintig procent komt er spontaan mee aandraven. Qua openheid naar de consument kan dit tellen. Uit verder onderzoek bleek dat bij de voornoemde zestig procent meestal ook de hoogste ereloonnota’s de deur uitgingen.(p.35)...’(Intermediair 24 november 1998).
“...De beloningsautonomie is een van de belangrijkste kenmerken van het beroep van advocaat;alleen de expert is in principe in staat om de waarde van de geleverde dienst te schatten en in een honorarium om te zetten. Dat leidt uiteraard tot een geringe prijstransparantie. De klant weet meestal niet op voorhand wat de raadsman zal kosten. Artikel 459 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt wel dat de advocaten hun ereloon dienen te begroten ‘met de bescheidenheid die van hun ambt moet worden verwacht’.Deze cryptische omschrijving laat nogal wat misverstanden tussen raadsman en klant ontstaan. Daarom hebben de volksvertegenwoordigers Roose en Landuyt in juni 1997 een wetsvoorstel tot wijziging van dat artikel ingediend. De toevoeging houdt in dat advocaat en cliënt vooraf een schriftelijke overeenkomst sluiten waarin de berekeningswijze van ereloon en kantoorkosten is opgenomen...Tal van aspecten van het advocatenberoep leiden tot de uitschakeling van de mechanismen van de vrije markt. Monopolievorming is er één van...”(HUYSE,L.,SABBE,H.,De mensen van het recht,Leuven Halewijck 1997,56-57).
Ga naar Belgische wetgeving in JUSTEL-databanken van Belgisch Staatsblad. Klik voor WetBOEKEN achter ’Juridische aard’. Op afkondigingsdatum vindt u de overige akten. Inzake FEDERALE fiscale wetgeving zie http://www.fisconetplus.be/