Koninklijk Besluit

leovandenkeybus001
Topic Starter
Berichten: 1

Koninklijk Besluit

#1 , 13 feb 2011 09:40

Ik ben bruggepensioneerd en wil vrijwilligerswerk doen. Aangifte gedaan bij de RVA. Ik moet mij houden aan het koninklijk besluit van 25 november 1991 art.48. van de werkloosheidsreglementering. Ik heb al verschillende pogingen ondernomen om aan de weet te komen wat die KB juist inhoud , maar tot heden vruchteloos.Kan er mij iemand helpen???

Winston
Juridisch actief: Ja
Regio: België

Een juridische oplossing. Voor elk probleem, voor iedereen!

Benieuwd naar jouw juridische opties? Winston begeleidt jou aan de geschikte oplossing. Klik hier om jouw situatie te beschrijven en we nemen binnen de 24 uur met jou contact op voor persoonlijke begeleiding
scorpioen
Berichten: 9383
Juridisch actief: Nee

#2 , 13 feb 2011 09:56

Wetgeving vind je op: http://www.ejustice.just.fgov.be/wet/wet.htm" onclick="window.open(this.href);return false;

25 NOVEMBER 1991. - Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering.
Art. 48. <KB 2006-07-28/33, art. 4, 154; Inwerkingtreding : 01-08-2006> § 1. De werkloze die op bijkomstige wijze een activiteit uitoefent in de zin van artikel 45, niet bedoeld in artikel 74bis, kan mits toepassing van artikel 130, uitkeringen genieten op voorwaarde dat :
1° hij daarvan aangifte doet bij zijn uitkeringsaanvraag;
2° hij deze activiteit reeds uitoefende terwijl hij tewerkgesteld was als werknemer, en dit ten minste gedurende de drie maanden voorafgaand aan de uitkeringsaanvraag; deze periode wordt verlengd met de periodes van tijdelijke werkloosheid in het hoofdberoep en met de periodes van werkverhindering ingevolge overmacht;
3° hij deze activiteit voornamelijk verricht tussen 18 u en 7 uur. Deze beperking geldt niet voor de zaterdagen en de zondagen, en voor de tijdelijk werkloze, evenmin voor de dagen waarop hij in zijn hoofdberoep gewoonlijk inactief is;
4° het geen activiteit betreft :
a) in een beroep dat alleen na 18 uur wordt uitgeoefend;
b) in een beroep dat valt onder het hotelbedrijf, met inbegrip van de restaurants en de drankgelegenheden, of onder de vermaakondernemingen, of het geen activiteit betreft als leurder, reiziger, verzekeringsagent of -makelaar, tenzij de activiteit van gering belang is;
c) die, krachtens de wet van 6 april 1960 betreffende de uitvoering van bouwwerken, niet verricht mag worden.
De werknemer wordt vrijgesteld van de in het eerste lid, 2°, vermelde voorwaarde indien hij, ten aanzien van dezelfde activiteit, reeds voldeed aan deze voorwaarde :
1° ter gelegenheid van een vorige uitkeringsaanvraag;
2° of, in de periode die de vestiging als zelfstandige in hoofdberoep voorafging, indien de werknemer een uitkeringsaanvraag indient bij de stopzetting van dit hoofdberoep.
Voor de volledig werkloze wordt bovendien geen uitkering verleend voor elke zaterdag waarop hij zijn activiteit uitoefent en wordt een uitkering in mindering gebracht voor elke zondag waarop hij zijn activiteit uitoefent.
Voor de tijdelijk werkloze wordt bovendien één uitkering in mindering gebracht voor elke zondag en voor elke gewone dag waarop hij gewoonlijk geen activiteit uitoefent in zijn hoofdberoep, tijdens dewelke hij zijn activiteit uitoefent.
De werkloze wordt vrijgesteld van de in het eerste lid, 3° bedoelde voorwaarde, indien de activiteit die hij uitoefent bestaat uit de voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot uitvoering van Titel XIII, Hoofdstuk 6 " Voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen " van de programmawet van 24 december 2002 ". Wordt de betreffende activiteit uitgeoefend op een zaterdag, een zondag of een gewone inactiviteitsdag, dan wordt geen toepassing gemaakt van het derde en het vierde lid. De werkloze mag de betreffende activiteit evenwel niet uitbreiden, behalve indien hij vrijgesteld is van de vereiste van § 1, eerste lid, 2°.
§ 2. De verklaringen die de werkloze aflegt betreffende zijn activiteit, worden terzijde geschoven wanneer zij door ernstige, nauwkeurige en overeenstemmende vermoedens worden tegengesproken.
§ 3. Het recht op uitkeringen wordt ontzegd, zelfs voor de dagen waarop de werkloze geen activiteit verricht, indien de activiteit ingevolge het aantal arbeidsuren of het bedrag van de inkomsten, niet of niet langer het karakter heeft van een bijkomstige activiteit.
De beslissing bedoeld in het eerste lid gaat in :
1° vanaf de dag waarop de activiteit niet langer het karakter heeft van een bijkomstige activiteit, indien er nog geen geldige uitkeringskaart bestond die het recht op uitkeringen verleent voor de periode ingaand vanaf de aangifte of in geval van ontbreken van aangifte of onjuiste of onvolledige aangifte;
2° vanaf de maandag volgend op de afgifte ter post van de brief waarbij de beslissing ter kennis wordt gebracht van de werkloze, in de andere gevallen.
Deze paragraaf is van toepassing zelfs indien de activiteit wordt uitgeoefend buiten de voorwaarden van § 1.

Reclame

Terug naar “Archief”