#2 , 28 okt 2011 09:43
“Art.3. "§1...verstaat onder zelfstandige,ieder...die in België een beroepsbezigheid uitoefent uit hoofde waarvan hij niet door een arbeidsovereenkomst of...verbonden is..."(27 JULI 1967. - Koninklijk besluit nr 38 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen).
‘De onderwerping aan het sociaal statuut van zelfstandige ontstaat zodra een fysieke persoon de voorwaarden bepaald in art.3 §1 vervult,ongeacht de door de bepaling beoogde activiteit al dan niet beroepsinkomsten oplevert voor de belanghebbende‘(Cass. 2 juni 1980,Pas. 1980,I,1211,J.T.T. 1982,76,Rev.Prat.Soc. 1981,198,noot GOFFIN,F.,R.W. 1980-81,2206,Info Jura 1980,203)
‘Uit de enkele omstandigheid dat de ontvangen commissielonen door de verzekeringsmaatschappij en niet door de werkgever werden betaald,kan niet wettig worden afgeleid dat eiser beroepsarbeid als zelfstandige heeft verricht‘(Cass. 10 februari 1986,R.W. 1986-87,899)
‘Het bewijs dat het in casu wel degelijk gaat om een arbeidsovereenkomst en niet om een commissieovereenkomst,kan o.m. afgeleid worden uit de door geïntimeerde bepaalde plaats van uitvoering van het werk,de door hem afgesloten huurovereenkomsten,de door hem vastgestelde openingsuren,het verbod andere waren te verkopen dan deze verstrekt door geïntimeerde,de door geïntimeerde vastgestelde prijzen en verkoopspolitiek,het niet ingeschreven zijn van de geranten in het handelsregister,het niet-concurrentiebeding,het niet bijhouden van een eigen boekhouding door de geranten,het permanent toezicht op de geïnde koopsommen en de stocks,het zelf en eenzijdig,maandelijks,opmaken van de zogenaamde commissienota’s en dit spijts de bepalingen van de schriftelijke contracten waarvan gebleken is dat zij niet met de realiteit overeenstemmen De principiële mogelijkheid voor de geranten om zich door zelf gekozen medewerkers te laten vervangen sluit het ondergeschikt verband niet uit.Om indicatief te zijn voor zelfstandige arbeid moet de medewerking van anderen zodanig zijn dat het filiaal uitgroeit tot een eigen onderneming,waarbij de gerant zelf het bedrijfsrisico draagt en de bedrijfsresultaten mee afhangen van de arbeid van de medewerkers die hij zelf naar goeddunken in dienst neemt en betaalt.Wanneer de hulp te marginaal is om van de exploitatie van een eigen onderneming te spreken blijft de arbeidsverhouding onder gezag bestaan‘[Arbh.Antwerpen(afd.Hasselt) 22 juni 1995,J.T.T. 1996,270,Inf.Soc.Secr. 1996-6,z.p., Soc.Kron. 1996,276]
‘Artikel 3, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de persoon die is benoemd tot mandataris in een aan de Belgische vennootschapsbelasting of belasting der niet-inwoners onderworpen vennootschap of vereniging niet toestaat, wanneer die persoon in België een dergelijke vennootschap beheert, aan te tonen dat hij geen beroepsactiviteit uitoefent als zelfstandige in de zin van artikel 3, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 38‘(Arbitragehof nr.176/2004,3 november 2004);BRICOUT,P.,Het weerlegbaar onweerlegbaar vermoeden van de onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen. Uitoefening van mandaten in vennootschappen en verenigingen,R.W.2010-11,1114-1119;
‘De regel volgens welke de arbeidsovereenkomst een overeenkomst is waarbij de werknemer zich ertoe verbindt tegen loon arbeid te verrichten onder het gezag van de werkgever,is van dwingend recht,zodat de partijen hiervan niet kunnen afwijken door aan de arbeidsovereenkomst een andere kwalificatie te geven. Bij de beoordeling van de aangevoerde gezagsverhouding dient de rechter aan de hand van de overgelegde feitelijke gegevens van de zaak,te onderzoeken of die gezagsverhouding in werkelijkheid tussen de partijen bestaat. Wanneer de partijen hun overeenkomst hebben gekwalificeerd als een overeenkomst van zelfstandige samenwerking en als geen tegen deze kwalificatie ingaand wettelijk vermoeden bestaat,is het bewijs van een gezagsrelatie niet geleverd wanneer de door de rechter vastgestelde feiten evenzeer wijzen op de uitvoering van zelfstandige arbeid en daarmee niet onverenigbaar zijn‘[Cass. 3 mei 2004(R.S.Z./C.K.W.V.),R.W.2004-05,1220-1222,noot NEVENS,K.,Kwalificatie,bewijslast en bewijsrisico]
‘Het is de taak van de rechter om na te gaan of de gegevens die worden aangevoerd om het bestaan van een gezagsrelatie te staven,een toepassing of de mogelijkheid tot toepassing van gezag op de uitvoering van de arbeid zoals in een arbeidsovereenkomst aantonen,die onverenigbaar is met de loutere uitvoering van controle en het geven an instructies in het raam van een overeenkomst voor zelfstandige arbeid‘[Cass. 20 maart 2006(R.M./R.S.Z.),R.W.2006-07,1317,Noot]
‘Indien de Rijksdienst voor sociale zekerheid sociale zekerheidsbijdragen voor werknemers vordert wanneer partijen hun verhouding,eventueel geveinsd,als de uitvoering van zelfstandige arbeid in opdracht van een ander kwalificeren,moet hij onder meer aan de hand van bewezen gegevens gezag staven,waarbij de rechter dan moet nagaan of deze gegevens onverenigbaar zijn met de controle en instructies in het raam van een overeenkomst voor zelfstandige arbeid‘[Cass. 5 februari 2007(RSZ/V.L.),R.W.2007-08,781-783,Noot NEVENS,K.,De betekenis van de kwalificatiearresten verduidelijkt].
Ga naar Belgische wetgeving in JUSTEL-databanken van Belgisch Staatsblad. Klik voor WetBOEKEN achter ’Juridische aard’. Op afkondigingsdatum vindt u de overige akten. Inzake FEDERALE fiscale wetgeving zie http://www.fisconetplus.be/