Deze beslissing werd genomen niettegenstaande ze zelf in hun arrest verwijzen naar een arrest van 9 november 2006 waar het Hof van Justitie geoordeeld heeft :
Kan een wettelijk opgelegde regel die volgens het Hof van Justitie een directe inbreuk betekent ten opzichte van deze vrijheid (gebaseerd op gemeenschapsrecht) geen inbreuk uitmaken van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet?32. De inhoudingsplicht en de hoofdelijke aansprakelijkheid leveren dus een beperking van de vrijheid van dienstverrichting op.
Heeft Gemeenschapsrecht dan geen voorrang op nationaal recht?
B.5.1. De verwijzende rechter is van oordeel dat het verschil in behandeling tussen de beide in de prejudiciële vraag vermelde categorieën van opdrachtgevers en aannemers niet kan worden verantwoord door een verwijzing naar de rechtspraak van het Hof van Justitie. Volgens hem maakt het loutere feit dat het Hof van Justitie de bedoelde wetgeving onverenigbaar heeft verklaard met het recht van de Europese Unie in zoverre verplichtingen worden opgelegd aan
onderdanen van andere lidstaten van de Europese Unie prima facie geen dergelijke objectieve en redelijke verantwoording uit.
B.5.2. Het door de verwijzende rechter opgeworpen verschil in behandeling vloeit voort uit de vermelde bepalingen van het VWEU, die uitsluitend van toepassing zijn op « onderdanen der lidstaten die in een andere lidstaat zijn gevestigd dan dat, waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht » (artikel 56, eerste alinea, van het
VWEU) en niet op situaties die volledig binnen de interne rechtsorde vallen.
B.5.3. Aangezien de zaak die aanhangig is voor de verwijzende rechter, evenwel volledig dient te worden gesitueerd binnen de interne rechtsorde, moet voor de beantwoording van de vraag of de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, die situatie niet worden vergeleken met situaties die door het recht van de Europese Unie worden beheerst.
B.6. De in het geding zijnde bepaling, zoals ze op het ogenblik van de feiten van toepassing was, stelt een verschil in behandeling in tussen de personen die een beroep doen op een in België gevestigde aannemer die niet is geregistreerd en diegenen die een beroep doen op een in België gevestigde geregistreerde aannemer. In tegenstelling tot de laatstgenoemden zijn de eerstgenoemden gehouden tot de in de paragrafen 1 en 2 van het voormelde artikel 403
bedoelde inhouding.