Ik denk dat het overwegend deel van de rechtspraak nu van mening is dat een belasting geheven wordt krachtens de wet, op de feiten zoals ze in werkelijkheid zijn, niet op een fictie zoals ze uit een aangifte zou blijken. Als men dus kan bewijzen dat een aangifte foutief is, en binnen de bezwaartermijn bezwaar indient, moet de belasting geheven worden op de werkelijke feiten, zoals ze bewezen worden.
Het verschil is wel dat de bewijslast in dat geval op de belastingplichtige rust die moet bewijzen dat de werkelijkheid anders is dan vermeld in zijn aangifte.
De situatie is anders als men, als de bezwaartermijn verstreken is, een ambtshalve ontheffing vraagt. Dan moet er sprake zijn van een materiële vergissing, of een nieuw feit of dubbele belasting. Een materiële vergissing wordt door de rechtspraak gedefinieerd als "een feitelijke vergissing als gevolg van een misvatting omtrent materiële gegevens bij ontstentenis waarvan de belasting wettelijke grondslag mist" . Het gaat om een schrijf- of rekenfout of een andere grove feitelijke vergissing, een onachtzaamheid, verstrooidheid of onoplettendheid onafhankelijk van enige juridische beoordeling, hetzij van de belastbaarheid, hetzij van de vaststelling van de belastbare grondslag.
Vergeten iemand als persoon ten laste aan te geven kan m.i. dus wel rechtgezet worden via een bezwaar, niet via een ambtshalve ontheffing. Alles hangt er dus van af of de bezwaartermijn al verstreken is.