#2 , 19 apr 2009 10:10
“Art.1315.Hij die de uitvoering van een verbintenis vordert, moet het bestaan daarvan bewijzen...Art.1341.Een...onderhandse akte moet worden opgemaakt van alle zaken die de som of de waarde van 375 EUR te boven gaan...”(B.W.=Burgerlijk Wetboek).
Ik ga ervan uit dat het om een zaak gaat die de som of de waarde van 375 EUR NIET te boven gaat,zodat een onderhandse akte niet vereist is als bewijs. De verkoper mag dus het bewijs leveren van de koop en de levering met alle middelen van recht.
“Art.2272.De rechtsvordering van...kooplieden...verjaren door verloop van één jaar.”(B.W.).
‘Art.2272 dat verkorte verjaringstermijnen invoert,moet op beperkende wijze worden uitgelegd‘[Cass. 31 mei 2002(C.U.S.-L./A.A.),R.W.2004-05,1219-1220,noot].
‘De korte verjaringstermijn is gebaseerd op een vermoeden van betaling en wordt gemotiveerd door het feit dat van het ontstaan en de kwijting van dergelijke schulden doorgaans geen geschrift wordt opgesteld. De wetgever vermocht ervan uit te gaan dat het vermoeden van betaling niet geldt voor de levering van diensten, omdat in de regel van de overeenkomst voor dergelijke leveringen een geschrift wordt opgesteld. Artikel 2272, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet in de interpretatie dat die bepaling van toepassing is op de rechtsvorderingen van een autonoom overheidsbedrijf(i.t.t. een privaatrechtelijk persoon) voor de levering van ‘koopwaren’(i.t.t. diensten) in de zin van de voormelde bepaling.‘(Grondwettelijk Hof nr.88/2007,20 juni 2007).
Alhoewel een ticket ‘lichamelijk’ is en dus ‘koopwaar’ zou kunnen geacht worden is de cinemavertoning zelf een ‘dienst’ waarop art.2272 B.W. niet van toepassing is.In dat geval geldt de verjaringstermijn van tien jaar.
Ga naar Belgische wetgeving in JUSTEL-databanken van Belgisch Staatsblad. Klik voor WetBOEKEN achter ’Juridische aard’. Op afkondigingsdatum vindt u de overige akten. Inzake FEDERALE fiscale wetgeving zie http://www.fisconetplus.be/