De bestanddelen van de staat van de persoon zijn vatbaar voor bezit, i.e. de feitelijke uitoefening van bevoegdheden, die verbonden zijn aan een recht, zonder dat moet geweten zijn of de betrokkene daadwerkelijk titularis is van dat recht.
Bezit van staat verwijst naar de feitelijke toestand, waarin een persoon zich bevindt m.b.t. een element van zijn staat, meer bepaald naar de feitelijke uitoefening van de rechten en plichten, die aan die staat verbonden zijn zonder dat de persoon die staat juridisch hoeft te hebben.
Uit art. 331nonies B.W. bv. blijkt wat verstaan moet worden onder “bezit van staat van kind van”... Het bezit van staat volgt uit feiten, die tezamen of afzonderlijk de betrekking van afstamming aantonen. O.m. het feit dat
- het kind altijd de naam heeft gedragen van degene van wie wordt gezegd dat het afstamt
- de zogeheten vader of moeder het als zijn of haar kind heeft behandeld
- als vader of moeder in zijn onderhoud en opvoeding heeft voorzien
- het kind die persoon heeft behandeld als zijn vader of moeder
- het kind als zijn of haar kind wordt erkend door de familie en in de maatschappij
- de openbare overheid het als zodanig beschouwt.
De constitutieve bestanddelen van het bezit van staat zijn:
- nomen: naamdracht in overeenstemming met de ingeroepen staat
- fama: overeenstemmende erkenning door de familie en de samenleving
- tractatus: overeenstemmende behandeling door rechtstreeks betrokkenen
en specifiek voor het afstammingsrecht:
- het feit dat de openbare overheid de betrokkene beschouwt als titularis van de staat waarop hij zich beroept (art. 331nonies in fine B.W.).
E.GULDIX,
personenrecht, Brussel, VUB, 2010, 87-88
Dit is wat een 'handboek' er over zegt. Dit leek mij het meest duidelijke/volledige antwoord..
In afstammingsgeschillen geldt het bezit van staat op algemene wijze als subsidiair (bijkomstig) bewijsmiddel. Art. 331septies B.W. bepaalt namelijk dat de rechtbanken de geschillen beslechten door de meest waarschijnlijke afstamming met alle rechtsmiddelen vast te stellen en dat, indien de overige bewijselementen onvoldoende overtuigend zijn, het bezit van staat in aanmerking mag worden genomen.