Vennootschap A doet beroep op een onderaannemer die factureert via vennootschap B. Het gaat om herstellingen bij klanten van A die B gaat herstellen, installeren, ... in onderaanneming. Er zijn geen afspraken vastgelegd op papier, dus enkel mondelinge.
Jaren gaat het goed, maar de laatste maanden stelt vennootschap A steeds meer onterechte eisen.
vb Wil transportkosten niet meer betalen zoals vroeger afgesproken en meermaals gefactureerd in het verleden.
Het komt zover dat B niet meer wil werken voor A.
De laatste factuur van B naar A werd betaald op 500 euro na. Nu komt A met van alle redenen af, die niets met de bewuste factuur te maken, om toch niet te moeten betalen. A is koppig en wil niets meer betalen.
Een van de aangehaalde redenen is dat B werken zou uitgevoerd hebben die niet overeen komen met wat in de kruispuntbank staat aangegeven voor zijn firma. Dus een drukkingsmiddel van de advocaat van A, want B wou naar de rechtbank stappen.
Wat zijn de mogelijkheden voor de onderaannemer B.
Mag firma B rechtstreeks bij klanten van A zijn diensten gaan aanbieden in de toekomst?
Opmerking:
1 Klanten zelf zijn vol lof over geleverde prestaties van B en reclameren niet.
2 Het gaat hem over het principe want is geen probleem van niet kunnen betalen. Meestal factureert A het dubbele naar de eindklant van wat B vraagt aan A om die herstelling te gaan uitvoeren.