Je haalt twee zaken aan: (1) voorrang van rechtsmacht en (2) het feit dat geen enkele rechter in de rechtbank een bepaalde zaak kan behandelen omdat een partij echtgenoot is van een rechter in de rechtbank.
En dan ga je die twee zaken door mekaar halen. Eerst is er sprake van voorrang van rechtsmacht, daarna van een beslissing van de eerste voorzitter van het hof ven beroep dat geen enkele rechter in de rechtbank die zaak kan behandelen en dat de raadkamer de zaak toch behandelde.
Ik haal geen twee zaken door elkaar, de ganse materie roept vragen op (ik poog mij te beperken tot een objectieve weergave van de elementen en van geen subjectieve veronderstellingen te poneren).
Laat ons liever terugkeren naar de kern die vervat zit in de vragen die ik stelde:
Er bestaat geen twijfel dat er een voorrecht van rechtsmacht bestaat en dat zowel het onderzoek als de behandeling van de zaak niet tot te bevoegdheid kon behoren van de rechtbank die het behandelde.
Mijn vraag blijft of een schending van het het principe van voorrecht van rechtsmacht zorgt voor een nietigheid van het onderzoek alsmede van alle beslissingen genomen door de raadkamer.
Dit is voor mij vrij verwarrend. Om toch iets te kunnen begrijpen van uw verhaal:
- laat ons eens weten wat er nu door de raadkamer beslist werd;
- vertel eens iets meer over de beslissing van de eerste voorzitter van het hof van beroep; ik begrijp dit niet goed, als geen enkele rechter in een rechtbank de zaak kan behandelen is er sprake van "onttrekking van de zaak aan de rechter" (art. 648 Ger. W.). Dit gebeurt bij mijn weten door het hof van cassatie (art. 653 Ger. W.), niet door de eerste voorzitter van het hof van beroep. Als eenmaal beslist wordt dat de zaak onttrokken wordt aan een bepaalde rechter/rechtbank lijkt het mij totaal onmogelijk dat die in deze zaak nog een beslissing zou nemen.
Zonder dat je de stukken voor je hebt is het niet mogelijk een duidelijke weergave van de feiten te kennen.
De beslissing van de voorzitter van het bevoegde Hof van Beroep verwijst naar" gegronde redenen die voorhanden zijn om, gelet op een goede en serene rechtsbedeling en de behoeften van de dienst, bij toepassing van artikel 98 van het GW, een onderzoeksrechter uit de rechtbank van eerste aanleg waar het Hof van Beroep gevestigd is, op te dragen om, voor de behandeling van de zaak, zijn ambt bijkomend waar te nemen in de rechtbank van eerste aanleg te ... (lokale rechtbank)".
Deze beslissing had betrekking op de aanstelling van een onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg, rechtbank lokatie hof van beroep. Drie jaar later wordt de zaak behandeld door de lokale raadkamer en rechtbank.
Er wordt hierbij verwezen naar een gunstig advies van de heer PG. Er zijn in dit verband géén stukken te vinden in het dossier, enkel wat door deze voorzitter vermeld wordt.
Zoals reeds vermeld, wordt dit deel best afgescheiden omdat dit geen enkel uitstaans heeft met de vraag of de onderzoeksdaden rechtsgeldig zijn alsmede beslissingen getroffen door de lokale raadkamer voor een rechtbank waar de verdachte plaatsvervangend rechter is.
Al wat nodig is om het kwaad te laten triomferen, is dat goede mensen niets doen (Edmund Burke)