Volgend probleem werd mij voorgelegd:
Een gehuwd paar (wettelijk stelsel) heeft tijdens huwelijk met het spaargeld voortkomend uit hun gemeenschappelijke inkomsten een woning gebouwd. Ze deden begin 2011 aan die woning belangrijke energiebesparende investeringen.
Het paar is verplicht, niettegenstaande ze al 30 jaar gehuwd zijn, afzonderlijke belastingsaangiften in te dienen omdat de echtgenote het statuut heeft van internationaal ambtenaar. Ieder heeft in zijn eigen aangifte de helft aangegeven van de energiebesparende investeringen. De factuur werd op beider namen opgesteld. De betaling werd gedaan via de zichtrekening van de vrouw.
De belastingscontrole verwierp de aftrek gedaan door de man omdat de factuur werd betaald via de zichtreking van de echtgenote. Volgens de fiscus zou daarom enkel de echtgenote recht hebben op belastingsvermindering.
Het argument van de belastingcontroleur is dat de factuur zou moeten zijn betaald uit gemeenschappelijke middelen, niet alleen uit de persoonlijke van de echtgenote alleen (echtgenote kreeg wel de vermindering voor haar helft).
Ik heb deze belastingsplichtigen aangeraden dat niet zonder slag en stoot te aanvaarden op grond van het feit dat onder het wettelijk stelsel ook de rekeningen op naam van één der echtgenoten gemeenschappelijk bezit zijn, dus gemeenschappelijke middelen. Ik heb hen geholpen met de briefwisseling. Maar de fiscus blijft bij zijn standpunt dat volgens mijn logika haaks staat op het huwelijksgoederenrecht. Enkel ingeval van huwelijk met volledige scheiding van goederen zou m.i. het argument van de fiscus wettelijk gefundeerd zijn.
Nu vragen die mensen mij of ze dit zouden voorleggen aan de fiscale rechtbank.
Eerst zou ik willen weten of de fiscalisten van het forum mijn visie delen.