#10 , 24 okt 2013 07:22
maar art. 205 is beperkter dan art. 203 (onderhoudsplicht kinderen) en beperkt zich tot het absolute minimum, waar Loria door een invaliditeitsuitkering normaal gezien boven zit:
Vredegerecht, 1999:
Terwijl gedurende de studies art. 203 B.W. de verplichtingen beheerst van de ouders ten aanzien van hun zelfs meerderjarig geworden kinderen, mag het kind, eens hij zijn studies heeft beëindigd, niet gebracht worden tot de bedelstaf om in zijn onderhoud te voorzien. De onderhoudsverplichting van de art. 205 e.v. B.W. komen in de plaats van deze bedoeld in art. 203.
Zelfs indien men de ontreddering van de ouders kan begrijpen die zich geconfronteerd zien met de wil van hun enige zoon om fundamenteel zijn gedrag te veranderen in vergelijking met de periode van zijn lagere en middelbare studies, om zijn universitaire studies op te geven, om zijn leven te gaan leiden en zich te installeren met zijn vriendin in een woonwagen, kan de staat van behoeftigheid van hun kind niet ernstig in twijfel worden getrokken daar hij immers nog geen regelmatig werk heeft kunnen vinden en hij het voordeel van werkloosheidsvergoedingen heeft gevraagd, maar de wetgeving inzake werkloosheid voorziet dat een wachttijd wordt opgelegd na de beëindiging van de studies.
Aangezien de onderhoudsverplichting van de art. 205 e.v. zich ondermeer onderscheidt van degene van art. 203 B.W. in de mate zij er slechts op gericht is de schuldeisers van levensonderhoud het levensnoodzakelijk minimum te waarborgen en niet een deelname in de levenswijze van de ouders, kan het belang van de verplichting van de ouders en de staat van behoeftigheid van het kind worden bepaald door verwijzing naar het bedrag van het minimum gewaarborgd inkomen dat wordt aanzien als voldoende om een bescheiden, maar waardig, leven te leiden. De verplichting van de ouders blijft voortbestaan tot op de dag dat het kind effectief zal genieten van een werkloosheidsuitkering.