#2 , 03 aug 2014 12:41
Het is mogelijk dat men verschillende keren een eed moet afleggen. Bv bij de politie moet men de eed 'ik zweer getrouwheid aan de koning, gehoorzaamheid aan de grondwet en de wetten van het Belgische volk"
afleggen bij het begin van hun carrière.
Maar als deze worden opgeroepen voor assisen of correctionele/politierechtbank moeten ze in het begin ook een andere eed afleggen ook al zijn het beëdigde ambtenaren.
Bij assisen is het (denk ik):"Ik zweer te spreken zonder haat en zonder vrees, te zeggen de hele waarheid en niets dan de waarheid"
Bij correctionele/politierechtbank(denk ik) is het: "Ik zweer in eer en geweten dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen"
Wetgeving: (vlug opgezocht)
Art. 926. Een gedagvaarde getuige die niet verschijnt, wordt bij beschikking van de rechter veroordeeld tot een geldboete van honderd frank tot tienduizend frank, onverminderd de schadevergoeding voor de partij.
De beschikking wordt aan de getuige betekend met dagvaarding om te verschijnen binnen de gewone dagvaardingstermijn ten einde te worden gehoord op de zitting die de rechter aanwijst.
Art. 927. Een veroordeelde getuige die later verschijnt, kan, na zijn getuigenis, door de rechter geheel of ten dele worden ontheven van de tegen hem gewezen veroordeling. Hij wordt hiervan ontheven, indien hij bewijst dat hij niet op de gestelde dag heeft kunnen verschijnen.
Art. 928. De in artikel 926 bepaalde (geldboete) is mede van toepassing op de getuige die zonder wettige reden weigert de eed af te leggen of te getuigen. <W 15-7-1970, art. 35>
Art. 929. Indien de getuige aanvoert dat hij een wettige reden heeft om te worden ontslagen van het afleggen van de eed of het getuigenis en indien een van de partijen vordert dat hij het zal doen, beslist de rechter over het tussengeschil. Als wettige reden wordt ondermeer beschouwd het beroepsgeheim waarvan de getuige bewaarder is.
De rechter mag geen veroordeling uitspreken dan na het verweer van de getuige en de toelichting van de partijen te hebben gehoord.
Art. 930. De kosten die voortvloeien uit het niet-verschijnen van de getuige, uit zijn ongewettigde weigering om de eed af te leggen of te getuigen, blijven in ieder geval te zijnen laste; zij worden door de rechter begroot.
Art. 931. Een minderjarige beneden de volle leeftijd van vijftien jaar mag niet onder ede worden gehoord. Zijn verklaringen kunnen enkel als inlichtingen gelden.
Bloedverwanten in nederdalende lijn mogen niet worden gehoord in zaken waarin hun bloedverwanten in opgaande lijn tegengestelde belangen hebben.
(Evenwel kan de minderjarige die over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt, in elk geding dat hem betreft, op zijn verzoek of bij beslissing van de rechter, worden gehoord door de rechter of door de persoon die deze aanwijst, onverminderd de wettelijke bepalingen betreffende zijn vrijwillige tussenkomst en zijn toestemming. De partijen zijn bij dit onderhoud niet aanwezig. De daaraan verbonden kosten worden in voorkomend geval over de partijen verdeeld. Tegen de beslissing van de rechter kan geen hoger beroep worden ingesteld.
Wanneer de minderjarige het verzoek om gehoord te worden aan de rechter bij wie de zaak aanhangig is of aan de procureur des Konings heeft gericht, kan het onderhoud slechts worden geweigerd bij een speciaal gemotiveerde beslissing, gegrond op het gegeven dat de minderjarige niet over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt. Tegen die beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.
Wanneer de rechter beslist om de minderjarige te horen, kan laatstgenoemde weigeren gehoord te worden.
De minderjarige wordt alleen gehoord, behalve wanneer de rechter in het belang van de minderjarige beslist dat hij moet worden bijgestaan.
Het horen van de minderjarige heeft niet tot gevolg dat hij partij in het geding wordt. Het onderhoud geschiedt op een plaats die door de rechter geschikt wordt geacht. Van het onderhoud wordt een proces-verbaal opgemaakt dat bij het dossier van de rechtspleging wordt gevoegd, zonder dat evenwel een afschrift ervan aan de partijen wordt bezorgd.) <W 1994-06-30/33, art. 1, 026; Inwerkingtreding : 01-10-1994>