1) Ten eerste gaat het hier om een professionele verhuurder (makelaar) die 2 maand nalaat om te eisen een huurcontract te tekenen.
2) Waarom heeft verhuurder dan wel het recht om het huurcontract, ook al is het getekend, niet uit te voeren zolang er geen betaling is gebeurd.
1) klopt, is verzwarend, maar er staat duidelijk in zijn mail: "U weet dat u per mail op 8 juli bevestigde dat u wenste te huren, bijna 2 maanden geleden! Er volgende daarop nog zeer veel mails met uitstel en bevestiging!"
Vandaar dat het van belang is om te zien wat exact in die mails staat. Als zou blijken dat de OP de andere aan het lijntje hield en het hier ging over een overlijden, versta ik het wel.
2) ik dacht dat zoiets expliciet in de huurovereenkomst moet staan?
Enkele rechtspraken:
Rb. Luik (4e k.) 15 juni 2005
Het beding dat bepaalt dat indien geen huurwaarborg wordt gesteld de huurovereenkomst nietig en onbestaande is, moet worden gekwalificeerd als een uitdrukkelijk ontbindend beding, wordt zodanig beding voor niet geschreven gehouden (art. 1762 bis B.W.). Bij huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats.
De afwezigheid van elke uitvoering van de huurovereenkomst heeft geen invloed op het bestaan ervan. De afwezigheid van uitvoering door de huurder rechtvaardigt wel de beëindiging van de huurovereenkomst in zijn nadeel.
Vred. Fontaine-l'Evêque 24 augustus 2007
De verplichting om een borg te stellen, in de overeenkomst opgenomen onder de titel ‘betalingen', en de verplichting om de huurprijs voor de eerste maand vooraf te betalen, zijn geen opschortende voorwaarden, vermits de toekomstige en onzekere gebeurtenis die een opschortende voorwaarde uitmaakt zich buiten de overeenkomst zelf moet bevinden.
De niet-naleving van deze verbintenissen is integendeel een contractuele tekortkoming die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
Vred. St.-Truiden 9 mei 2006
Er werd tussen partijen een voorlopige huurovereenkomst voor negen jaar opgesteld, mits goedkeuring door de eigenaar en betaling van een waarborg. De officiële huurovereenkomst zou binnen vijf maanden na de ondertekening van de voorlopige overeenkomst worden opgemaakt.
De toekomstige huurders melden echter na een paar maanden aan de verhuurders dat ze de overeenkomst willen verbreken wegens gezondheidsredenen van de vader van de toekomstige huurder.
De verhuurders eisen op basis van artikel 3, § 5 Huurwet 1991 een schadevergoeding van drie maanden huur. Dit wordt geweigerd door de verweerders die één maand als minnelijke schikking voorstellen, ook al omdat er intussen nieuwe huurders waren gevonden.
De verhuurders blijven bij hun eis. Verweerders stellen dat er in feite nooit een aanvang van de huurovereenkomst plaatsvond, geen waarborg werd betaald en er dus geen sprake kan zijn van een opzegging, noch van een beëindiging.
De rechtbank meent dat er een duidelijke opschortende voorwaarde aanwezig is en dat er, vermits deze niet werd vervuld, ook geen definitief bindende overeenkomst is. De eis tot schadevergoeding wordt dan ook afgewezen omdat de huurwet 1991 niet van toepassing is. Wel hebben verweerders doen blijken van een wanprestatie, nl. de niet-uitvoering van de aangegane verbintenissen. In dit geval heeft de eigenaar de keuze tussen het vorderen van de uitvoering van de overeenkomst of van de ontbinding ervan wegens wanprestatie met schadevergoeding indien het bewijs van schade wordt bewezen.