#7 , 20 okt 2015 21:41
De wet betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen van 24 december 1996 is van toepassing, meer bepaald artikelen 8 en 12.
- Art 8 van de wet van 24 december 1996
De belastingplichtige kan een bezwaar tegen een provincie- of gemeentebelasting indienen respectievelijk bij de gouverneur of bij het college van burgemeester en schepenen, die als bestuursoverheid handelen.
De Koning bepaalt de op dit bezwaar toepasselijke procedure.
- Art. 12 van de wet van 24 december 1996
Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de huidige wet, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, (7) tot 10 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen. <W 1999-03-15/31, art. 94, 002; Inwerkingtreding : 06-04-1999>
De vervolgingen, de voorrechten en de wettelijke hypotheek voor de invordering van de provinciebelastingen die door het Bestuur der Douane en Accijnzen moeten worden geïnd, worden echter zoals inzake accijnzen uitgeoefend.
Bijgevolg is de bezwaarprocedure van het WIB92 ook van toepassing op gemeentebelastingen, alleen dient u uw schrijven te richten aan de gouverneur of bij het college van burgemeester en schepenen.
Art 376 WIB92:
§ 1. De directeur der belastingen of de door hem gedelegeerde ambtenaar verleent ambtshalve ontheffing van de overbelastingen die voortvloeien uit materiële vergissingen, uit dubbele belasting, alsmede van die welke zouden blijken uit afdoende bevonden nieuwe bescheiden of feiten waarvan het laattijdig overleggen of inroepen door de belastingschuldige wordt verantwoord door gewettigde redenen en op voorwaarde dat:
1° die overbelastingen door de administratie werden vastgesteld of door de belastingschuldige of door zijn echtgenoot op wiens goederen de aanslag wordt ingevorderd, aan de administratie werden bekendgemaakt binnen vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd;
2° de aanslag niet reeds het voorwerp is geweest van een bezwaarschrift, dat aanleiding heeft gegeven tot een definitieve beslissing nopens de grond.
§ 2. Als nieuw gegeven wordt niet beschouwd een nieuw rechtsmiddel of een wijziging van de jurisprudentie.
§ 3. De directeur der belastingen of de door hem gedelegeerde ambtenaar verleent ook ambtshalve ontheffing:
1° van het overschot van de belastingkredieten, de voorheffingen en de voorafbetalingen bedoeld in artikel 304, § 2, voor zover dit overschot door de administratie werd vastgesteld of door de belastingschuldige of door zijn echtgenoot op wiens goederen de aanslag wordt ingevorderd, aan de administratie werd bekendgemaakt binnen vijf jaar vanaf 1 januari van het aanslagjaar waartoe de belasting behoort waarmee die belastingkredieten, die voorheffingen en die voorafbetalingen zijn te verrekenen;
2° van de verminderingen voortvloeiend uit de toepassing van de artikelen 88, 131 tot 135, 138, 139, 146 tot 156 en 257 voor zover het tot die verminderingen aanleiding gevend feit door de administratie werd vastgesteld of door de belastingschuldige of door zijn echtgenoot op wiens goederen de aanslag wordt ingevorderd, aan de administratie werd bekendgemaakt binnen vijf jaar vanaf 1 januari van het aanslagjaar waartoe de belasting behoort waarop die verminderingen moeten worden verleend.
§ 4. De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder en de wijze waarop ambtshalve teruggave wordt verleend van de in de artikelen 157 tot 168 en 175 tot 177 genoemde voorafbetalingen die nog niet met de werkelijk verschuldigde belasting werden verrekend.
Om op uw vraag te antwoorden: in principe heeft hij geen recht op teruggave. Het gaat niet om een materiële vergissing, niet om een dubbele belasting en er zijn geen nieuwe stukken of feiten aan het licht gekomen na de gewone bezwaarperiode. Het staat hem natuurlijk vrij toch een aanvraag te doen, dit kost niets en je weet nooit...