#2 , 18 dec 2016 15:37
Preferentiële toewijzing van de gezinswoning.
Art.1446 Burgerlijk Wetboek :
Wanneer het wettelijk stelsel eindigt door het overlijden van één der echtgenoten, kan de langstlevende, tegen opleg indien daartoe grond bestaat, zich bij voorrang doen toewijzen één van de onroerende goederen die tot de gezinswoning dient, samen met het aldaar aanwezige huisraad, en het onroerend goed dat dient voor de uitoefening van zijn beroep, samen met de roerende zaken die aldaar aanwezig zijn voor beroepsdoeleinden
Art.1447 Burgerlijk Wetboek :
Wanneer het wettelijk stelsel eindigt door echtscheiding, scheiding van tafel en bed of scheiding van goederen, kan elk der echtgenoten in de loop van de vereffeningsprocedure aan de rechtbank te zijnen voordele toepassing van artikel 1446 vragen...
De rechtbank beslist met inachtneming van de maatschappelijke en gezinsbelangen die erbij betrokken zijn en van de vergoedings- of vorderingsrechten van de andere echtgenoot. De rechtbank bepaalt de datum waarop de eventuele opleg opeisbaar wordt.
De rechters hanteren vijf criteria voor de preferentiële toewijzing van de echtelijke woning :
- het hoofdverblijf van de kinderen
- de behoeften van de beroepsactiviteit van een huwelijkspartner
- wie het initiatief tot de scheiding nam
- de fout van een huwelijkspartner
- de financiële en vermogensrechtelijke aspecten van het koppel
Werken uitgevoerd tijdens het huwelijk, ongeacht wie ze deed en op welke naam de facturen beschreven werden, en als ze betaald werden door de gemeenschap (= uit inkomsten) geven geen recht op vergoeding aangezien ze onderdeel uitmaken van de lasten van het huwelijk.