#4 , 22 dec 2009 17:57
ik heb dat nog eens nagekeken en het zit zo:
als u de afstammingsband wil laten vaststellen wordt de termijn geschorst gedurende de minderjarigheid: dus het kan dan tot 48 jaar. als dat lukt wordt u zijn erfgenaam.
Artikel 331septies De rechtbanken beslechten de geschillen betreffende de afstamming waarvoor de wet geen regeling getroffen heeft, door de meest waarschijnlijke afstamming met alle rechtsmiddelen vast te stellen.
Zo de andere bewijsmiddelen onvoldoende zijn, wordt het bezit van staat in aanmerking genomen.
Artikel 331octies De rechtbanken kunnen, zelfs ambtshalve, een bloedonderzoek of enig ander onderzoek volgens beproefde wetenschappelijke methodes gelasten.
andere optie, evt. ook ambtshalve DNA-onderzoek:
Hoofdstuk VI : Vordering tot uitkering voor levensonderhoud, opvoeding en passende opleiding
Vervangen bij art. 38 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Artikel 336 Het kind wiens afstamming van vaderszijde niet vaststaat, kan van degene die gedurende het wettelijke tijdvak van de verwekking met zijn moeder gemeenschap heeft gehad, een uitkering tot levensonderhoud, opvoeding en passende opleiding vorderen.
Indien de opleiding niet voltooid is, loopt de verplichting tot na de meerderjarigheid van het kind.
Artikel 338
§ 1 De eiser biedt de voorzitter van de rechtbank een verzoekschrift aan, bevattende een beknopte opgave van de feiten en vergezeld van de bewijsstukken, zo die er zijn.
De voorzitter bepaalt dag en uur waarop de partijen voor hem moeten verschijnen. De oproeping geschiedt bij gerechtsbrief.
§ 2 Indien de verweerder het bestaan heeft erkend van de gemeenschap die tot grondslag dient van de vordering en indien de partijen het eens zijn over het bedrag van de uitkering tot levensonderhoud, maakt de voorzitter daarvan proces-verbaal op.
Indien de partijen het niet eens zijn of niet verschijnen, geeft de voorzitter een beschikking waarbij hij hen naar de rechtbank verwijst.
§ 3 Indien de verweerder bij de eerste verschijning voor de rechtbank enkel het bedrag betwist van de uitkering tot levensonderhoud, wordt de zaak naar de raadkamer verwezen en het vonnis uitgesproken in openbare terechtzitting.
Indien de verweerder bij de eerste verschijning voor de rechtbank het bestaan betwist van de gemeenschap die tot grondslag dient van de vordering, wordt uitspraak gedaan volgens het gemeen recht.
In hoger beroep wordt dezelfde rechtspleging gevolgd.